Gevangenisstraf voor feitelijke leidinggeven aan het doen van onjuiste BTW-aangiften, niet voeren van een administratie, gewoontewitwassen en zonder vergunning leveren van betaaldiensten
/Rechtbank Amsterdam 23 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:551
Verdachte is een 37-jarige ondernemer en enig aandeelhouder en bestuurder van een onderneming die zich bezighield met de handel in mobiele telefoons. De onderneming begon als een vennootschap onder firma en kreeg later een andere naam. Sinds de oprichting in 2012 was verdachte verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering.
Uit een boekenonderzoek van de Belastingdienst bleek dat de onderneming structureel onjuiste btw-aangiften had gedaan en geen deugdelijke administratie had gevoerd. Het bedrijf paste ten onrechte het nultarief toe op intracommunautaire leveringen (ICL’s) en verlegde de btw zonder de vereiste documentatie. Hierdoor werd over meerdere tijdvakken tussen 2013 en 2015 te weinig belasting afgedragen.
Daarnaast bleek verdachte zonder vergunning betaaldiensten te hebben verleend aan een andere ondernemer. Hij fungeerde als ondergronds bankier en maakte ruim € 1,3 miljoen aan contante gelden over naar Dubai via een constructie waarbij hij per transactie een provisie van 5% ontving. De rechtbank beoordeelde dit als gewoontewitwassen.
Tenlastelegging
Verdachte werd beschuldigd van vier strafbare feiten:
Het opzettelijk doen van onjuiste btw-aangiften namens zijn onderneming in de periode van 2013 tot en met 2015, terwijl dit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Het opzettelijk niet voeren van een administratie conform de wettelijke vereisten, waardoor de Belastingdienst niet kon controleren hoeveel belasting moest worden afgedragen.
Het medeplegen van gewoontewitwassen van in totaal € 1.301.890 tussen 2014 en 2016.
Het zonder vergunning uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener in strijd met de Wet op het financieel toezicht.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelde dat verdachte opzettelijk fraude heeft gepleegd door onjuiste btw-aangiften in te dienen en bewust een gebrekkige administratie te voeren. Hij was door de Belastingdienst eerder gewaarschuwd voor onregelmatigheden, maar negeerde deze signalen.
Wat betreft het witwassen voerde de officier aan dat verdachte wist dat de ontvangen contante gelden afkomstig waren van belastingontduiking. Hij ontving aanzienlijke bedragen en speelde een actieve rol bij het verplaatsen van het geld via een alternatieve geldtransferstructuur, buiten het reguliere banksysteem om.
Gezien de ernst van de feiten en het benadelingsbedrag eiste de officier een gevangenisstraf van twee jaar. Hierbij hield hij rekening met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De verdediging voerde aan dat verdachte geen opzet had op belastingfraude en dat eventuele onjuistheden in de btw-aangiften het gevolg waren van fouten of misverstanden. Er zou onvoldoende bewijs zijn dat verdachte bewust verkeerde aangiften heeft ingediend.
Ten aanzien van het witwassen stelde de raadsman dat verdachte slechts als tussenpersoon fungeerde en niet wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld uit misdrijf afkomstig was. De verdediging betwistte bovendien dat verdachte als betaaldienstverlener opereerde, aangezien hij geen structureel bankbedrijf voerde maar slechts incidenteel geldtransacties verrichtte.
De verdediging verzocht om een mildere straf, waarbij werd gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn, de impact van de strafzaak op verdachte en de financiële gevolgen die hij al had ondervonden door naheffingen van de Belastingdienst. Een taakstraf of voorwaardelijke straf zou volgens de verdediging passender zijn dan een langdurige gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank achtte alle vier de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1 en 2 – Belastingfraude en gebrekkige administratie
Uit het boekenonderzoek van de Belastingdienst bleek dat verdachte stelselmatig het nultarief toepaste zonder aan de wettelijke voorwaarden te voldoen. Ook werden intracommunautaire leveringen geboekt zonder bewijs van transport, en was er sprake van het opmaken van valse vervoersdocumenten (CMR’s). Verdachte had hiermee structureel te weinig btw afgedragen.
Daarnaast voldeed de administratie van de onderneming niet aan de eisen. Er ontbraken facturen, ontvangsten werden niet geboekt en de kasadministratie was onvolledig. Hierdoor kon de Belastingdienst de verschuldigde belasting niet controleren. Gezien eerdere waarschuwingen en de omvang van de onregelmatigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte bewust en opzettelijk handelde.
Feit 3 – Gewoontewitwassen
Verdachte nam grote contante geldbedragen aan en liet deze via een complexe constructie overmaken naar Dubai. De rechtbank stelde vast dat het geld afkomstig was van belastingontduiking door een andere ondernemer. Verdachte fungeerde als een tussenpersoon en verdiende een aanzienlijke provisie per transactie.
Gezien de omvang, frequentie en periode waarin deze transacties plaatsvonden, concludeerde de rechtbank dat verdachte een gewoonte maakte van witwassen. Zijn verklaring dat hij slechts een doorgeefluik was, werd als ongeloofwaardig terzijde geschoven.
Feit 4 – Illegale betaaldiensten
Verdachte verleende zonder vergunning betaaldiensten door contant geld in ontvangst te nemen en dit over te maken naar een buitenlandse rekening. Volgens de Wet op het financieel toezicht (Wft) is een vergunning van De Nederlandsche Bank vereist voor dergelijke financiële handelingen. Door zich aan deze regelgeving te onttrekken, ondermijnde verdachte het toezicht op het financiële stelsel en faciliteerde hij criminele geldstromen.
De rechtbank oordeelde dat verdachte opzettelijk handelde en zich bewust was van de illegale aard van zijn activiteiten.
Strafoplegging
Bij de strafbepaling hield de rechtbank rekening met de volgende factoren:
De ernst van de feiten: belastingfraude, witwassen en illegale financiële dienstverlening ondermijnen het financiële en fiscale stelsel.
De hoogte van het benadelingsbedrag: ruim € 1,3 miljoen.
De overschrijding van de redelijke termijn: bijna vier jaar langer dan de norm van twee jaar, wat in strafmatigende zin werd meegewogen.
Het blanco strafblad van verdachte op dit gebied.
De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden was. Een taakstraf of voorwaardelijke straf werd als onvoldoende beschouwd, gezien de omvang en ernst van de fraude en het witwassen.
Conclusie
Verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor belastingfraude, het niet voeren van een administratie, gewoontewitwassen en het zonder vergunning uitoefenen van betaaldiensten. De rechtbank achtte zijn handelen ernstig en strafverzwarend, maar hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn.
Lees hier de volledige uitspraak.