Geheimhoudersstukken en uitgrijzing: rechtbank verklaart beklag ongegrond

Rechtbank Amsterdam 28 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:552

In een fraudeonderzoek van de FIOD wordt onderzoek gedaan naar klager. Bij doorzoekingen in zijn woning op 15 en 28 februari 2019 worden digitale gegevensdragers, waaronder een laptop en harddisks, in beslag genomen. Van deze gegevensdragers worden vervolgens images gemaakt, waarna de fysieke dragers aan klager worden geretourneerd. De rechter-commissaris filtert de data op periode en op geheimhoudersstukken. De uitgefilterde bestanden worden niet vernietigd maar uitgegrijsd, waarna de niet-uitgefilterde gegevens aan het onderzoeksteam worden verstrekt.

In oktober 2022 vordert de officier van justitie een nieuwe zoekslag in de uitgegrijsde gegevens. Deze vordering wordt op 9 december 2022 toegewezen. De rechter-commissaris beslist in januari 2024 dat enkel de gegevens die niet onder het verschoningsrecht vallen ter beschikking van het onderzoeksteam worden gesteld.

Het onderzoek naar klager maakt deel uit van een breder fraudeonderzoek door de FIOD. In deze zaak speelt de vraag of de uitgegrijsde gegevens voldoende beschermd zijn gebleven tegen kennisneming door het onderzoeksteam.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie stelt dat het beklag ongegrond moet worden verklaard. De gehele inbeslagneming en filtering heeft plaatsgevonden onder regie van de rechter-commissaris, waarbij de verdediging betrokken was. De uitgegrijsde gegevens zijn ontoegankelijk voor het onderzoeksteam gebleven door middel van een autorisatiemodel binnen de gebruikte forensische applicatie. Alleen medewerkers met het profiel ‘medewerker geheimhouder’ kunnen uitgrijzen en ontgrijzen, en dat gebeurt uitsluitend op bevel van de rechter-commissaris. Het OM benadrukt dat er geen sprake is geweest van kennisneming of gebruik van de uitgegrijsde gegevens door het onderzoeksteam.

Standpunt van de verdediging

De verdediging betwist dat het verschoningsrecht voldoende is gewaarborgd. Er ontbreekt een controleerbare vaststelling van wie toegang heeft gehad tot de uitgegrijsde gegevens. Het Openbaar Ministerie kan niet garanderen dat deze gegevens onkenbaar zijn gebleven.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of in dit geval met de methode van uitgrijzen voldoende is gewaarborgd dat geheimhouderstukken niet kenbaar zijn en geen deel uitmaken van de processtukken.

De rechtbank stelt allereerst vast dat de gegevensdragers onder toezicht van de rechter-commissaris in beslag zijn genomen en dat de digitale gegevens op een forensisch verantwoorde manier zijn veiliggesteld. Vervolgens heeft een aangewezen medewerker geheimhouder, die geen deel uitmaakt van het onderzoeksteam, de bestanden gefilterd en de geheimhouderstukken uitgegrijsd. Dit proces is uitgevoerd in samenspraak met de rechter-commissaris en vastgelegd in processen-verbaal.

Het uitgrijzen is uitgevoerd binnen een forensische applicatie waarin een autorisatiemodel is toegepast. Dit model voorziet in verschillende digitale profielen, waarbij alleen medewerkers met het profiel ‘medewerker geheimhouder’ toegang hebben tot uitgegrijsde gegevens. Rechercheurs van het onderzoeksteam hebben slechts toegang tot de vrijgegeven data en kunnen uitgegrijsde bestanden niet inzien of ontgrijzen.

Daarnaast is gecontroleerd of het onderzoeksteam daadwerkelijk geen toegang heeft gehad tot de uitgegrijsde bestanden. Er is een test uitgevoerd waarbij een verbalisant met het profiel ‘rechercheur’ gericht heeft gezocht naar uitgegrijsde bestanden. Geen van deze bestanden kwam naar voren, wat volgens de rechtbank aantoont dat het autorisatiemodel correct functioneert.

De rechtbank erkent dat het loggingsysteem niet bijhoudt welke specifieke bestanden zijn ingezien, maar uitsluitend welke gebruikers toegang tot de gehele dataset hebben gehad. Desondanks acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat het autorisatiemodel en de toegepaste werkwijze waarborgen dat geheimhouderstukken niet kenbaar zijn en dat daarop in het verdere strafproces geen acht wordt geslagen.

De verdediging heeft onvoldoende concrete aanwijzingen aangevoerd dat het opsporingsteam alsnog toegang heeft gehad tot de uitgegrijsde gegevens of dat de methode van uitgrijzen in dit specifieke geval tekortschiet. De rechtbank acht het daarom niet noodzakelijk om over te gaan tot vernietiging van de uitgegrijsde gegevens.

De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^