Vrijspraak voor autohandelaar in witwaszaak
/Rechtbank Zeeland-West-Brabant 31 januari 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:509
De heeft uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een autohandelaar. De verdachte werd vervolgd op verdenking van medeplegen van witwassen, valsheid in geschrifte en het niet melden van een ongebruikelijke transactie. De zaak draait om de verkoop van een Mercedes-Benz A35 AMG 4-matic. Verdachte heeft deze auto te koop aangeboden en verkocht, waarbij het Openbaar Ministerie hem verwijt een valse factuur te hebben opgesteld en de transactie bewust te hebben gemaskeerd om onder de meldingsplicht uit te komen. Bovendien zou de auto gekocht zijn door iemand die wordt gelinkt aan oplichtingspraktijken en witwassen, wat de verdenking van witwassen versterkte.
Tenlastelegging
De verdachte werd verweten dat hij, al dan niet samen met anderen:
Een Mercedes AMG en geld heeft witgewassen of daaraan behulpzaam is geweest.
Een valse verkoopfactuur van de Mercedes AMG heeft opgesteld.
Geen melding heeft gedaan van een ongebruikelijke transactie.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft tijdens de zitting verklaard dat het dossier diverse vragen oproept, maar dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen. Volgens het Openbaar Ministerie zijn er aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte bij verdachte transacties, maar kunnen de strafbare feiten niet onomstotelijk worden vastgesteld. Daarom wordt vrijspraak gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat zijn cliënt een legitieme autohandelaar is en een plausibele verklaring heeft gegeven voor de verkoop van de Mercedes AMG. Volgens de verdediging heeft verdachte gehandeld in overeenstemming met zijn normale bedrijfsvoering en is er geen sprake van een strafbaar feit. Er is geen bewijs dat verdachte wist of had moeten weten dat er sprake was van criminele geldstromen. De verdediging verzoekt om volledige vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank baseert haar oordeel op de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting. Uit het dossier blijkt dat verdachte de Mercedes AMG online te koop heeft aangeboden voor een bedrag van € 47.950,-. De factuur vermeldt echter een verkoopprijs van € 19.500,- en de koper zou naam 1 zijn. Volgens de factuur had de auto ernstige schade, waaronder een defecte motorbak.
De zoon van de koper, naam 2, is volgens het dossier betrokken bij meerdere oplichtingszaken en witwaspraktijken. Het Openbaar Ministerie stelt dat niet naam 1, maar naam 2 de feitelijke koper was en dat de werkelijke verkoopprijs hoger lag dan het bedrag dat op de factuur is vermeld. Hierdoor zou sprake zijn van een valse factuur, en had de transactie gemeld moeten worden als ongebruikelijk vanwege de overschrijding van de grens van € 20.000,-.
De rechtbank erkent dat het dossier aanwijzingen bevat voor mogelijke onregelmatigheden. Zo is er een groot verschil tussen de geadverteerde prijs en de uiteindelijke factuurprijs. Daarnaast wordt in de advertentie geen melding gemaakt van schade, terwijl deze schade wel op de factuur wordt genoemd. Ook heeft verdachte op verzoek van naam 2 een aangepaste factuur opgesteld met een andere datum, en uit chatberichten blijkt dat naam 2 direct betrokken was bij de aankoop.
Ondanks deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte wist of had moeten vermoeden dat de betaling met crimineel geld werd verricht. Er is geen onomstotelijk bewijs dat de auto daadwerkelijk voor een hoger bedrag is verkocht dan € 19.500,-. Verdachte heeft verklaard dat de geadverteerde prijs gebaseerd was op een gerepareerde auto en dat de verkoopprijs lager lag omdat de auto in defecte staat werd verkocht. De rechtbank acht dit scenario niet uitgesloten.
Ook voor de beschuldiging van valsheid in geschrifte is onvoldoende bewijs. Het aanpassen van de factuurdatum door verdachte kan worden verklaard als een slordigheid zonder strafrechtelijk relevant opzet. De rechtbank ziet geen bewijs dat verdachte met opzet een verkeerde datum heeft vermeld om te misleiden.
Ten aanzien van de ten laste gelegde verdenking van het niet melden van een ongebruikelijke transactie stelt de rechtbank vast dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de verkoopprijs boven de meldingsgrens van € 20.000,- lag. Hierdoor kan ook dit feit niet worden bewezen.
De rechtbank concludeert dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Verdachte wordt vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Lees hier de volledige uitspraak.