Hoge Raad: wat te doen bij persoonsverwisseling?

Hoge Raad 4 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:135

De Hoge Raad legt uit wat het hof moet doen als in hoger beroep komt vast te staan dat het vonnis in eerste aanleg als gevolg van een persoonsverwisseling (in dit geval: het opgeven van een valse naam) is gesteld op naam van iemand anders dan ‘de echte verdachte’. In zo’n geval moet het hof het vonnis, in ieder geval wat betreft de tenaamstelling, vernietigen. Als in zo’n geval vaststaat wat de echte naam van de verdachte is, mag het hof zijn arrest op die naam stellen. De rechter moet zich dan wel inspannen om te voorkomen dat onjuiste gegevens in overheidsregistraties blijven staan. De Hoge Raad geeft een voorbeeld van hoe de rechter dat – d.m.v. een opdracht aan het Openbaar Ministerie - kan doen. In deze zaak geeft de Hoge Raad zelf zo’n opdracht.

Achtergrond

De verdachte heeft zich gedurende het onderzoek en de rechtsgang meerdere keren uitgegeven als B, wat ertoe heeft geleid dat hij in eerste aanleg onder een valse identiteit is berecht en veroordeeld. Hij gebruikte deze naam bij zijn eerste verhoor door de politie, tijdens de terechtzitting in eerste aanleg en bij het instellen van hoger beroep. Hierdoor werd hij op naam van B gedagvaard en is het vonnis van de rechtbank onder die naam vastgesteld.

Pas tijdens de eerste zitting in hoger beroep verklaarde de verdachte dat hij niet B was, maar een andere persoon. Hij herhaalde deze bewering op latere zittingen, wat aanleiding gaf tot nader onderzoek naar zijn werkelijke identiteit. Uit dit onderzoek, dat onder andere DNA-vergelijkingen en verificaties met officiële Poolse documenten omvatte, bleek dat B een daadwerkelijke persoon was die in januari 2020 aangifte had gedaan van identiteitsfraude. Daarnaast bevestigden de Poolse autoriteiten dat de verdachte een andere identiteit had dan die van B. Op basis van deze bevindingen stelde het hof vast dat er geen enkele twijfel bestond dat de verdachte niet B was, maar een andere persoon die zich ten onrechte als hem had voorgedaan.

De verdediging voerde aan dat de verkeerde persoon in eerste aanleg was berecht en dat dit tot vrijspraak moest leiden. Het hof verwierp dit argument echter, omdat vaststond dat de verdachte in werkelijkheid degene was die de misdrijven had begaan, ongeacht de naam die hij eerder had opgegeven. Hoewel het hof het vonnis van de rechtbank vernietigde vanwege de foutieve tenaamstelling, werd de verdachte alsnog veroordeeld onder zijn werkelijke naam. Hij kreeg een gevangenisstraf van vijftig maanden opgelegd voor verschillende misdrijven, waaronder het voorhanden hebben van valse identiteitsbewijzen en rijbewijzen.

De verdediging voerde aan dat de verkeerde persoon was gedagvaard en veroordeeld in eerste aanleg en dat dit tot vrijspraak moest leiden. Het hof verwierp dit argument, omdat vaststond dat de verdachte in werkelijkheid degene was die de misdrijven had begaan, ongeacht de naam die hij eerder had opgegeven. Het vonnis werd vernietigd (wegens verkeerde tenaamstelling), maar de verdachte werd alsnog veroordeeld onder zijn werkelijke naam.

Middel

Het cassatiemiddel klaagt dat het hof de verdachte niet had mogen veroordelen nu hij in eerste aanleg ten onrechte op naam van B is berecht en veroordeeld.

Beoordeling Hoge Raad

In een geval als dit, waarin in hoger beroep is komen vast te staan dat in eerste aanleg als gevolg van een persoonsverwisseling het vonnis is gesteld op naam van een andere persoon dan de persoon op wie de vervolging daadwerkelijk betrekking heeft, moet het hof dat vonnis – in ieder geval wat betreft de tenaamstelling van het vonnis – vernietigen. Als in zo’n geval komt vast te staan wat de werkelijke naam is van de persoon op wie de vervolging betrekking heeft, staat geen rechtsregel eraan in de weg dat het hof zijn arrest op die naam stelt.

Nu het hof heeft vastgesteld dat de in hoger beroep verschenen persoon met de naam verdachte, de persoon is op wie de vervolging daadwerkelijk betrekking heeft omdat het deze persoon is die op 12 december 2018 in deze zaak als verdachte is aangehouden en op wie de strafzaak betrekking heeft, getuigt het oordeel van het hof dat – onder vernietiging van het vonnis in eerste aanleg – het arrest op naam kan worden gesteld van “verdachte, zich eerder in de procedure uitgevende als B”, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is dat oordeel niet onbegrijpelijk.

Opmerking verdient het volgende. Als het vonnis in eerste aanleg als gevolg van een persoonsverwisseling is gesteld op de naam van een andere persoon dan de persoon op wie de vervolging daadwerkelijk betrekking heeft, ligt het in de rede dat de rechter het nodige in het werk stelt om te voorkomen dat, na de bedoelde aanpassing van de tenaamstelling van de uitspraak, onjuiste gegevens in overheidsregistraties blijven staan. Dat kan bijvoorbeeld door het openbaar ministerie op te dragen om, als het op grond van artikel 6:1:1 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering de uitspraak van de rechter aan de minister verstrekt, de aandacht van de minister te vestigen op de noodzaak dat de registratie van de veroordeling door de rechtbank in de betreffende zaak ten name van die andere persoon wordt verwijderd. De Hoge Raad zal in deze zaak het openbaar ministerie opdragen dit te doen.

Lees hier de uitspraak.

Print Friendly and PDF ^