Feitelijk leidinggeven aan overtreding visvergunning: Schuldig bevonden zonder strafoplegging
/Gerechtshof Amsterdam 28 januari 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:222
De verdachte is middellijk bestuurder van een rederij die actief is in de zee- en kustvisserij. In juni 2021 heeft de rederij, met het onder Nederlandse vlag varende vissersvaartuig, de ‘vaartuig 1’, gevist met een pulskor, ondanks dat de voorschriften verbonden aan de visvergunning dit in die periode uitdrukkelijk verboden. De zaak draait om de vraag of de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan deze overtreding.
De pulskorvisserij was destijds in een overgangsperiode, waarbij slechts een beperkt aantal Nederlandse schepen hiervan gebruik mocht maken. In het geval van de rederij van verdachte was de vergunning aangepast door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), waardoor het vaartuig in juni 2021 niet mocht pulsvissen. De verdachte betwist dat sprake is van een strafbare overtreding en stelt dat de wijziging van de vergunningsvoorwaarden onrechtmatig was en dat hij mocht vertrouwen op een andere interpretatie van de regels.
In eerste aanleg is de verdachte door de economische politierechter veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 1.000,- met een proeftijd van twee jaar, alsmede de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen vis. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
De verdachte wordt verweten dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan het handelen in strijd met artikel 7 lid 1 onder b van Verordening (EU) Nr. 2019/1241. De rederij heeft in de periode van 7 juni tot en met 14 juni 2021 met het vissersvaartuig ‘vaartuig 1’ gevist met een pulskor, terwijl dit in die weken verboden was. Bovendien had het vaartuig pulskorvistuig aan boord terwijl het de haven verliet, wat eveneens in strijd was met de vergunningsvoorwaarden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Wel wordt geconcludeerd dat niet kan worden bewezen dat de rederij de overtreding tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. Daarom moet de verdachte voor dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal vordert een voorwaardelijke geldboete van € 900,-, subsidiair 18 dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar. Daarnaast wordt de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen vis gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte bepleit vrijspraak en voert meerdere verweren aan:
Primair: De rederij handelde in overeenstemming met de Europese regelgeving, aangezien Nederland binnen de grens van 5% van de boomkottervloot met pulskor bleef.
Subsidiair: De wijziging van de pulstoestemming had geen rechtsgrond, waardoor de verdachte mocht uitgaan van de eerder verleende toestemming.
Meer subsidiair: De rederij heeft de vergunningsvoorwaarden niet geschonden, omdat sprake was van een “niet voorziene omstandigheid”, namelijk dat andere vaartuigen geen gebruik maakten van hun pulsontheffing. Hierdoor was er feitelijk ruimte binnen het systeem, en mocht de rederij alsnog pulsvissen.
Ten slotte: De verdachte mocht erop vertrouwen dat handhavend optreden zou uitblijven, omdat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) tijdens controles op zee geen actie ondernam.
Oordeel van het gerechtshof
Het hof oordeelt dat de rederij de vergunningsvoorschriften heeft geschonden en dat de verdachte hier feitelijk leiding aan heeft gegeven. De juridische grondslag voor de wijziging van de vergunning wordt bevestigd: het ministerie van LNV was bevoegd om deze aanpassing door te voeren en de verdachte was hiervan op de hoogte.
Het hof verwerpt de stelling dat de wijziging van de vergunning onrechtmatig was en dat de rederij mocht afwijken van de vastgestelde pulsweken. De minister heeft in een brief van 16 juli 2020 expliciet gesteld dat het vaartuig in juni 2021 niet mocht pulsvissen. Daarnaast heeft het ministerie op 19 mei 2021 verduidelijkt dat een uitzondering alleen mogelijk was bij een “niet voorziene omstandigheid”, zoals motorschade. De Nederlandse Vissersbond heeft de verdachte op 25 mei 2021 uitdrukkelijk gewaarschuwd dat het verzoek om buiten de vergunningsvoorwaarden te vissen was afgewezen.
Het hof verwerpt eveneens het betoog dat sprake was van opgewekt vertrouwen vanwege het langsvaren van controlevaartuigen van de NVWA. Dit kan niet worden aangemerkt als een expliciete goedkeuring van de overtreding.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de overtreding van de vergunningsvoorschriften. Wel wordt de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van de overtreding met anderen.
Strafoplegging
Hoewel de verdachte schuldig wordt bevonden, ziet het hof af van het opleggen van een straf of maatregel. Het hof overweegt hierbij:
Overschrijding redelijke termijn: De strafzaak heeft te lang geduurd. De redelijke termijn van twee jaar voor hoger beroep is met ruim tien maanden overschreden.
Beëindiging van de pulskorvisserij: Per 1 juli 2021 is de pulskorvisserij volledig verboden, wat betekent dat herhaling van de overtreding uitgesloten is.
Financiële en zakelijke gevolgen: De verdachte heeft aanzienlijke financiële gevolgen ondervonden van het beleid rondom pulskorvisserij. De rederij heeft haar activiteiten inmiddels beëindigd en het vissersvaartuig is gesaneerd en gesloopt.
Eerdere toekenning van strafpunten: De verdachte heeft al te maken gehad met een bestuursrechtelijke sanctie in de vorm van strafpunten op de vergunning.
Gezien deze omstandigheden is het opleggen van een straf of maatregel niet proportioneel en niet in het belang van de rechtspleging.
Lees hier de volledige uitspraak.