Hoge Raad over prejudiciële vragen in strafzaken

Hoge Raad 11 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:204

Onder bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken van het uitgangspunt dat de Hoge Raad prejudiciële vragen alleen kan beantwoorden als de rechter het antwoord nodig heeft om in zijn zaak te kunnen beslissen. In sommige strafvorderlijke procedures moet de rechter op zo korte termijn beslissen dat hij niet op het antwoord van de Hoge Raad kan wachten. Ook dan kan een antwoord van de Hoge Raad voor de rechtsontwikkeling toch wenselijk zijn. Daarvoor moet de vraag dan wel van voldoende gewicht zijn en ook verder voldoen aan de eisen die de wet aan zo’n vraag stelt.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt overwegingen t.a.v. overschrijding van redelijke termijn in geval OM bij de ex art. 366 Sv voorgeschreven betekening van verstekmededeling niet nodige voortvarendheid heeft betracht

Hoge Raad 23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:618

Het cassatiemiddel klaagt dat het hof niet heeft beslist op het beroep dat namens de verdachte is gedaan op overschrijding van de redelijke termijn bij de betekening van de verstekmededeling. Gelet op wat raadsman heeft aangevoerd over overschrijding van redelijke termijn bij betekening van verstekmededeling, had hof hierover gemotiveerde beslissing moeten nemen. Omdat zo’n beslissing in ‘s hofs uitspraak ontbreekt, is middel terecht voorgesteld.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Eisen die aan herzieningsaanvraag worden gesteld

Hoge Raad 16 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:610

Alleen een herzieningsaanvraag die aan de door de Hoge Raad gestelde motiveringseis voldoet, kan in behandeling worden genomen. Een aanvraag die onvoldoende is gemotiveerd, is niet een aanvraag als in de wet bedoeld. Dit betekent dat indien een aanvraag een beroep doet op een met stukken onderbouwd gegeven a.b.i. art. 457 lid 1 sub c Sv, (a) aanvraag een nauwkeurige omschrijving moet bevatten van dit gegeven (novum) en dat dus niet kan worden volstaan met verwijzing naar bijgevoegde stukken waaruit zo’n novum zou moeten blijken; (b) aanvraag de redenen moet vermelden waarom novum tot één van (in art. 457 lid 1 sub c Sv) genoemde beslissingen zou hebben kunnen leiden; (c) aanvraag, indien deze ertoe strekt bewijsvoering aan te tasten, met voldoende precisie moet uiteenzetten (i) waarom bepaald onderdeel van bij aanvraag gevoegde stukken leidt tot ernstige twijfel aan juistheid van nauwkeurig aangeduid gedeelte van bewijsvoering, en (ii) waarom dat leidt tot ernstig vermoeden dat onderzoek van zaak, als dat gegeven toen bekend was geweest, zou hebben geleid tot vrijspraak. Alleen als een aanvraag aan deze eisen voldoet, kan de Hoge Raad beoordelen of de aanvraag gegrond is.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over samenloopregeling

Hoge Raad 9 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:566

De samenloopregeling kent geen beperkingen voor de cumulatie van taakstraffen, terwijl ook titel II (“Straffen”) van Boek 1 van het Wetboek van Strafrecht geen regels bevat over de maximaal op te leggen taakstraf in geval van meerdaadse samenloop. Als meerdere strafbare feiten gevoegd worden behandeld, wordt op grond van artikel 57 Sr voor deze feiten één taakstraf opgelegd, waarvan het maximum in dat geval dus de duur van 240 uren mag overschrijden. Voor de vervangende hechtenis die op grond van artikel 22d lid 1 Sr moet worden verbonden aan de taakstraf, geldt dat niet in de wettelijke samenloopregeling en ook niet in titel II (“Straffen”) van Boek 1 van het Wetboek van Strafrecht enig voorschrift is opgenomen dat beperkingen stelt aan de duur van die hechtenis als sprake is van meerdaadse samenloop.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR geeft in aanvulling op overzichtsarrest redelijke termijn en een overzicht van gevallen waarin kan worden volstaan met de enkele constatering dat redelijke termijn is overschreden

Hoge Raad 26 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:492

De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit HR:2008:BD2578 m.b.t. de algemene uitgangspunten en regels over de inbreuk op het recht van de verdachte op behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn, het uitgangspunt dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van opgelegde straf dan wel vastgesteld ontnemingsbedrag en gevallen waarin in strafzaken en in ontnemingszaken geen vermindering wordt toegepast. Algemene regels over wijze waarop straf dan wel ontnemingsbedrag moet worden verminderd, zijn niet te geven. Het staat feitenrechter vrij om (na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden, waaronder mate van overschrijding van redelijke termijn) te volstaan met constatering dat redelijke termijn is overschreden. Daarbij kan worden aangesloten op door de Hoge Raad genoemde gevallen.

Read More
Print Friendly and PDF ^