Het zwijgrecht uit artikel 6 EVRM bij de bestuurlijke boete
/De bestuurlijke boete is een criminal charge, dus moet het boeteproces ook eerlijk zijn in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daarbij hoort het zwijgrecht en breder: het recht niet te worden gedwongen tegen zichzelf te getuigen of een bekentenis af te leggen, het nemo tenetur-beginsel. Wanneer een strafzaak tegen een verdachte begint mag deze direct zwijgen, dat is qua nemo tenetur wel overzichtelijk. In het financiële bestuursrecht wordt echter primair gehandhaafd met het oog op herstel en tijdens een onderzoek in die fase geldt tegenover toezichthouders een medewerkingsplicht en geen zwijgrecht. Hoe wordt dan toch dit beginsel gewaarborgd, als later een boete volgt? Kort en goed: toezichthouders kennen bij een boeteverhoor het zwijgrecht toe en zullen eerder onder dwang afgelegde verklaringen uitsluiten van gebruik bij de boete. Dit laatste heet de reflexwerking van het zwijgrecht en volgt al uit het arrest Saunders dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in 1996 wees.
Lees verder >