Uitspraak rechtbank op onderzoekswensen in de zaak Van Rey. Verzoek verhoor Teeven aangehouden.

Rechtbank Rotterdam 18 februari 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:1058

Op de zitting van 20 en 21 januari 2015 zijn namens de drie verdachten en door de officieren van justitie onderzoekswensen kenbaar gemaakt.

1. Vooropstellingen in alle zaken

1.1. Beslissingskader

De onderzoekswensen zijn getoetst aan de maatstaf van het verdedigingsbelang (vervolgingsbelang). Bij deze toetsing is de aan de onderzoekswensen ten grondslag gelegde motivering in aanmerking genomen.

Beoordeeld is of in de motivering tot uitdrukking is gebracht waarom het gewenste onderzoek, veelal het horen van een getuige, van belang is voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.

Tot de onderzoekswensen behoren ook verzoeken tot het horen van getuigen aan de hand van wier verklaringen de verdediging de vraag naar de rechtmatigheid van het onderzoek aan de orde wil stellen. Met als doel om daarna eventueel een beroep op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv te kunnen doen. Bij die verzoeken is naast het bovenstaande in de beoordeling meegenomen of er in de motivering aan de hand van de factoren genoemd in artikel 359a Sv aandacht is besteed aan het rechtsgevolg waartoe één en ander zou dienen te leiden.

Daar waar de motivering van de onderzoekswensen niet voldeed aan de hierboven genoemde maatstaven is beoordeeld of er desalniettemin reden was om tot toewijzing van de verzoeken te komen. Dit in overeenstemming met de op de zitting toegezegde te betrachten coulance bij de beoordeling van de motivering van de onderzoekswensen, vanwege het korte tijdsbestek tussen het verstrekken van het zeer omvangrijke einddossier en de regiezitting. Bij die beoordeling speelde een eventuele instemming van de officieren van justitie met de onderzoekswensen van de verdachten een belangrijke factor.

Het staat de raadslieden van de verdachten vrij om aanwezig te zijn bij de verhoren van getuigen in de zaken van medeverdachten. Als daar gebruik van wordt gemaakt, geldt vanaf dat moment dat deze getuigen ook in de zaak van die verdachte gelden als te zijn toegewezen. In verband hiermee wordt aan de rechter-commissaris verzocht om de raadslieden van alle verdachten op de hoogte te stellen van de data en tijdstippen van alle verhoren in de zaak San José.

1.2. Verdere gang van zaken

De zaken worden verwezen naar de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde de hieronder genoemde onderzoekshandelingen uit te voeren en voorts om de onderzoekshandelingen te verrichten die door de rechter-commissaris noodzakelijk worden geacht.

Op initiatief van de rechtbank, dan wel van de rechter-commissaris, zal als sluitstuk van de te voeren regie op enig moment een nadere regiezitting worden gelast. Bij de beoordeling van dan nog bestaande onderzoekswensen zal het noodzaakscriterium in beginsel leidend zijn.

1.3. Overig

Hieronder worden de toegewezen getuigen genoemd per verdachte en per feit/onderdeel waarvoor zij door de raadslieden waren verzocht. Dat is ook meteen het kader waarbinnen zij zijn toegewezen. Dit brengt mee dat een aantal getuigen meer dan één keer worden genoemd.

Aan de rechter-commissaris wordt in overweging gegeven om niet alle getuigen in Rotterdam te horen nu zowel de getuigen als de procespartijen in het zuiden van het land woonachtig/werkzaam zijn.

2. verdachte 1

2.1. Beslissingen getuigenverzoeken

Toegewezen worden de verzoeken tot het horen van:

Feit 1

  • getuige 1
  • getuige 2

Feiten 2 en 3

  • getuige 3
  • getuige 4
  • getuige 5
  • getuige 6

Feiten 4, 5 en 6 gezamenlijk

  • getuige 3
  • getuige 7
  • getuige 8
  • getuige 9
  • getuige 10

Feit 4

  • medeverdachte verdachte 2
  • medeverdachte verdachte 3
  • getuige 11
  • getuige 12

Projecten Kazernevoorterrein en aankoop stadskantoor

  • getuige 13
  • getuige 14
  • getuige 15
  • getuige 16
  • getuige 17
  • getuige 18
  • getuige 19
  • getuige 20
  • getuige 21

Project MCZ/Aldi

  • getuige 17
  • getuige 21
  • getuige 22
  • getuige 18
  • getuige 23
  • getuige 24
  • getuige 25
  • getuige 26
  • getuige 27
  • getuige 28

Project ECI

  • getuige 29
  • getuige 30
  • getuige 31
  • getuige 19
  • getuige 18
  • getuige 32
  • getuige 22
  • getuige 14
  • getuige 21
  • getuige 33

Project reclamezuil

  • getuige 12
  • getuige 2

Feit 5

  • getuige 34
  • getuige 35
  • getuige 19
  • getuige 36

Feit 6

  • getuige 37
  • medeverdachte verdachte 3
  • getuige 15

Feit 7

  • getuige 1
  • getuige 38
  • getuige 39
  • getuige 40

Aangehouden worden de verzoeken tot het horen van:

  • getuige 41;
  • F. Teeven;
  • de verbalisant(en) die werkzaam was (waren) als “uitluisteraar” op 20 september 2012;

in afwachting van het rapport van getuige 41.

Afgewezen worden de overige getuigenverzoeken.

2.2. Overige beslissingen

Kennis genomen is van de toezegging van de officieren van justitie dat zij:

  • het tapdossier waarin de uitgeluisterde en uitgewerkte telecommunicatie betreffende het telefoonnummer telefoonnummer zijn weergegeven vanaf 17 september 2012 tot 31 maart 2013 in het dossier van de verdachte zullen voegen;
  • de vorderingen van het openbaar ministerie en de beschikkingen van de rechter-commissaris in verband met de doorzoeking van 19 oktober 2012 bij de rechter-commissaris zullen opvragen en in het dossier van de verdachte zullen voegen.

Ten aanzien van het verzoek tot het horen van betrokkene 1 wordt beslist dat thans kan worden volstaan met het doen opmaken van een aanvullend rapport door de Kiesraad.

Betrokkene 2 en betrokkene 3 zullen, onder regie van de rechter-commissaris, worden opgedragen eenaanvullend proces-verbaal op te maken over het boekenonderzoek dat bij de verdachte verdachte 2 is verricht en de aangifte die naar aanleiding daarvan op 11 juli 2012 is gedaan. Het openbaar ministerie en de raadsvrouw kunnen hiertoe vragen inbrengen die de opsporingsambtenaren in hun proces-verbaal kunnen beantwoorden.

De beslissing op het verzoek tot het verstrekken van een verbatim uitwerking van de opgenomen tapgesprekken tussen de verdachte en de secretaresse van F. Teeven wordt aangehouden in afwachting van het verstrekken van het door het openbaar ministerie toegezegde tapdossier betreffende het telefoonnummer telefoonnummer.

Afgewezen worden de overige verzoeken.

3. verdachte 2

3.1. Beslissingen getuigenverzoeken

Toegewezen worden de verzoeken tot het horen van:

Alle feiten

  • medeverdachte verdachte 1
  • medeverdachte verdachte 3
  • getuige 11

Project Kazernevoorterrein

  • getuige 31
  • getuige 13
  • getuige 3
  • getuige 30
  • getuige 18
  • getuige 19
  • getuige 7
  • getuige 29
  • getuige 14
  • getuige 42
  • getuige 43

Project MCZ/Aldi

  • getuige 29
  • getuige 24
  • getuige 44
  • getuige 26
  • getuige 45
  • getuige 46

Project ECI

  • getuige 31
  • getuige 18
  • getuige 47
  • getuige 22
  • getuige 48

Project Retailpark

  • getuige 30
  • getuige 49
  • getuige 22
  • getuige 15

Project ZZ.01 reclamezuil

  • getuige 12
  • getuige 50
  • getuige 51
  • getuige 52

Getuigen bedrijf

  • getuige 53
  • getuige 34
  • getuige 8
  • getuige 54
  • getuige 55

Getuigen werkwijze verdachte 1

  • getuige 54
  • getuige 34
  • getuige 55

Afgewezen worden de overige getuigenverzoeken.

3.2. Overige beslissingen

Toegewezen wordt het verzoek tot het horen van de verdachte in zijn eigen zaak door de rechter-commissaris. De verdenking, de omvang van het dossier, de positie van de verdachte binnen dat dossier alsmede de instemming met het verzoek door de officieren van justitie vormen aanleiding om tot toewijzing van dit verzoek te komen. Dit ondanks dat een dergelijk verhoor hoogst ongebruikelijk is. De verdachte zal als eerste worden gehoord op de verdenkingen die tegen hem zijn gerezen alvorens een aanvang wordt gemaakt met de getuigenverhoren in zijn zaa.k

Betrokkene 2, betrokkene 3, betrokkene 4, betrokkene 5 en betrokkene 6 zullen, onder regie van de rechter-commissaris, worden opgedragen een aanvullend proces-verbaal op te maken over het boekenonderzoek dat bij de verdachte is verricht en de aangifte die naar aanleiding daarvan op 11 juli 2012 is gedaan. Het openbaar ministerie en de raadsman kunnen hiertoe vragen inbrengen die de opsporingsambtenaren in hun proces-verbaal kunnen beantwoorden.

Afgewezen worden de overige verzoeken.

4. verdachte 3

4.1. Beslissingen getuigenverzoeken

Toegewezen worden de verzoeken tot het horen van:

  • medeverdachte 2
  • getuige 7
  • getuige 18
  • getuige 30
  • getuige 29

4.2. Overige verzoeken

Het verzoek van de raadsman tot afsplitsing van de zaak wordt afgewezen. De zaak van verdachte 3 hangt (zeer) nauw samen met de zaken van de medeverdachten. Op enig - niet vooraf te bepalen - moment zou door het verstrijken van de tijd deze beslissing anders kunnen uitvallen.

5. Openbaar ministerie

Beslissingen getuigenverzoeken

Toegewezen worden de verzoeken tot het horen van:

  • getuige 12
  • getuige 11

Lees hier de volledige uitspraak.

Zie ook:

Print Friendly and PDF ^

Beklag & beslag: motiveringsklacht OvJ slaagt

Hoge Raad 17 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:341

Feiten

Bij brief van 23 april 2014 heeft de raadsman van klager de OvJ verzocht om teruggave van een personenauto. Er kan vanuit worden uitgegaan dat het hier een op de voet van art. 94 Sv onder de klager in beslag genomen auto betreft. Toen de raadsman geen reactie op de brief ontving, heeft hij op 29 april 2014 een klaagschrift ex art. 552a Sv bij de Rechtbank ingediend en daarbij wederom verzocht om teruggave van - onder meer – dit voertuig.

Bij brief van 14 mei 2014 heeft het parket de raadsman bericht dat de auto niet werd teruggegeven, omdat de auto zou zijn omgekat. Deze mededeling werd niet onderbouwd. In het schriftelijk standpunt van de OvJ van 18 juni 2014 wordt verder niet gerept over de auto en wordt meegedeeld dat de inbeslagneming betrekking heeft op “helingsonderzoek naar navigatiesystemen”. Enkele dagen vóór de zitting van de raadkamer zijn door de OvJ nog wel stukken overgelegd, maar deze betreffen niet de auto.

Rechtbank

Gelet op deze gang van zaken concludeert de Rechtbank dat blijkbaar aan het strafvorderlijk belang aan teruggave van de auto aan klager niet in de weg staat.

De Rechtbank Oost-Brabant heeft bij beschikking van 27 juni 2014 het beklag van klager ex art. 552a Sv ten aanzien van de auto dan ook deels gegrond verklaard en teruggave van de personenauto aan klager gelast.

De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:

“De officier van justitie heeft zich ter zitting van de openbare raadkamer op het standpunt gesteld dat:

  • de administratie kan worden teruggegeven omdat deze kan worden gekopieerd;
  • de herkomst van het geld nog nader moet worden onderzocht;
  • er nog een onderzoek loopt naar de navigatiesystemen;
  • er momenteel geen stukken voorhanden zijn t.a.v. het omkatten,

en verzoekt derhalve om aanhouding, teneinde in de gelegenheid te worden gesteld om het onderhavige dossier aan te vullen met de noodzakelijke stukken. (…)

De beoordeling (…)

Ten aanzien van de in beslag genomen Volkswagen Polo stelt de rechtbank het volgende vast. Bij brief van 23 april 2014 heeft de raadsman van klager de officier van justitie verzocht om teruggave van dit voertuig. Toen de raadsman hierop geen reactie ontving, heeft hij op 29 april 2014 een klaagschrift bij de rechtbank ingediend en daarbij wederom verzocht om teruggave van - onder meer - de Volkswagen Polo. Bij brief van 14 mei 2014 heeft het parket de raadsman bericht dat de auto niet werd teruggegeven, omdat de auto zou zijn omgekat. Deze mededeling werd verder niet onderbouwd. In het schriftelijk standpunt van de officier van justitie van 18 juni 2014 wordt verder niet gerept over de Volkswagen Polo en wordt meegedeeld dat de inbeslagneming betrekking heeft op “helingsonderzoek naar navigatiesystemen”. Enkele dagen vóór de zitting van de raadkamer zijn door de officier van justitie nog wel stukken overgelegd, maar deze betreffen niet de Volkswagen Polo. Gelet op deze gang van zaken concludeert de rechtbank dat blijkbaar het strafvorderlijk belang teruggave van de auto aan klager niet in de weg staat. De rechtbank zal het beklag ten aanzien van de auto dan ook gegrond verklaren. (…)

DE BESLISSING

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond en gelast de teruggave van

• een personenauto van het merk Volkswagen, type Polo, voorzien van buitenlands kenteken [0001]; (…)

aan [klager], beslagene. (…)”

Tegen deze beschikking is door de officier van justitie, mr. J.M. Kramer, cassatieberoep ingesteld.

Middel

Het middel klaagt dat de Rechtbank een onjuiste maatstaf heeft aangelegd bij haar beslissing tot gegrondverklaring van het beklag, althans dat dat oordeel ontoereikend is gemotiveerd. In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat er nog een onderzoek loopt naar de navigatiesystemen en er momenteel geen stukken voorhanden zijn t.a.v. het omkatten.

Het middel verzoekt derhalve om aanhouding, teneinde in de gelegenheid te worden gesteld om het onderhavige dossier aan te vullen met de noodzakelijke stukken.

Beoordeling Hoge Raad

De Rechtbank heeft het beklag gegrond verklaard en daartoe overwogen dat uit het handelen en nalaten van de OvJ met betrekking tot het beslag moet worden afgeleid dat "blijkbaar het strafvorderlijk belang teruggave van de auto aan klager niet in de weg staat". Mede in het licht van het door de OvJ gedane verzoek tot aanhouding van de behandeling van het klaagschrift teneinde het dossier te kunnen aanvullen met ontbrekende stukken, is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk, nu de Rechtbank niet ervan blijk heeft gegeven bij haar oordeel te hebben betrokken dat en waarom die gelegenheid niet kon worden geboden.

De motiveringsklacht slaagt.

De Hoge Raad vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen en wijst de zaak terug naar de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, opdat de zaak in zoverre op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^

'Help curator om faillissementsfraude echt te zien'

Het kabinet maakt haast met het aanscherpen van de faillissementswet. In het laatste ingediende wetsvoorstel, het Voorontwerp ‘versterking positie curator voor de bestrijding van faillissementsfraude’, wordt curatoren een wettelijke (fraude)signalerende taak opgelegd. Hieraan zullen velen echter niet kunnen voldoen.

Lees verder:

Meer weten over het wetsvoorstel versterking positie curator? Kom dan op donderdag 26 maart 2015 naar de Cursus Faillissementsfraude. Tijdens deze cursus zal aandacht worden besteed aan de strafrechtelijke, civielrechtelijke én fiscaalrechtelijke aspecten van faillissementsfraude.
Klik hier voor meer informatie. 
Print Friendly and PDF ^

Uitspraak in onderzoek naar o.a. faillissementsfraude en witwassen

De rechtbank heeft gisteren uitspraak gedaan in de zaken tegen 11 verdachten in het ZION-onderzoek. Een onderzoek naar faillissementsfraude, witwassen, criminele organisatie en valsheid in geschrift gepleegd in de periode van 2011 tot 2013.

Lege handen

De hoofdverdachte, een 50-jarige man uit Venray, is veroordeeld voor het in een georganiseerd crimineel verband plegen van faillissementsfraude, witwassen en valsheid in geschrift. B.V.’s werden in het zicht van een faillissement overgenomen en leeggetrokken, zodat de schuldeisers met lege handen achterbleven. De rechtbank heeft de hoofdverdachte een gevangenisstraf van drie jaren opgelegd, waarbij naast de ernst van de feiten en zijn strafblad, ook rekening is gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij schoon schip heeft gemaakt. Omdat verdachte de feiten heeft gepleegd in de uitoefening van het beroep van statutair directeur, mag hij gedurende 5 jaar niet het beroep van statutair bestuurder van rechtspersonen uitoefenen. Als bijkomende straf heeft de rechtbank ook de openbaarmaking van het vonnis gelast. De ontnemingszaak wordt later behandeld.

Overige verdachten

Een andere verdachte, een 34-jarige man uit Duitsland, die zeer nauw met de hoofdverdachte heeft samengewerkt, is veroordeeld voor gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie tot een gevangenisstraf van 16 maanden. Daarbij is ook rekening gehouden met het feit dat hij niet eerder veroordeeld is. Hij moet een bedrag van ruim € 7.700,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel terug te betalen.

Zeven andere verdachten zijn veroordeeld tot straffen variërend van een deels voorwaardelijke geldboete tot werkstraffen al dan niet gecombineerd met voorwaardelijke gevangenisstraffen. Twee andere verdachten zijn vrijgesproken.

Print Friendly and PDF ^

Veroordeling tot geldboete voor het medeplegen van witwassen

Rechtbank Noord-Nederland 16 januari 2015, ECLI:NL:RBNNE:2015:385

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen. Verdachte heeft samen met anderen, met gebruikmaking van een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie, een hypotheek aangevraagd en verkregen voor de aankoop van een woning

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat indien witwassen een voorwerp betreft dat uit eigen misdrijf afkomstig is en het voorhanden hebben daarvan wordt verweten, in beginsel van de witwasser een handeling wordt gevergd die erop gericht is zijn criminele opbrengst veilig te stellen. In dergelijke gevallen moet sprake zijn van een gedraging die gericht is geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Aan deze voorwaarden is in casu niet voldaan. Het verkrijgen van de hypotheek en het aankopen van de woning dient gezien te worden als één feitelijke handeling. Het doel is altijd geweest het kopen van die woning. Van een specifieke gedraging gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van een voorwerp is geen sprake. De raadsman verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 februari 20131.

Oordeel rechtbank

De rechtbank overweegt op grond van de weergegeven standpunten en de bewijsmiddelen als volgt.

Verdachte heeft voor het verkrijgen van de hypothecaire lening documenten gebruikt die niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. Zo heeft hij bij de aanvraag daarvoor een werkgeversverklaring van [bedrijf 2] overgelegd, terwijl hij nimmer bij deze werkgever in dienst is geweest. De rechtbank leidt dit af uit de gegevens van het UWV en de Belastingdienst en de verklaring van [persoon 2]. Ook is een salarisspecificatie over periode 12 van 2004 (1 november tot 2 november) van [bedrijf 2] met de aanvraag meegezonden, terwijl hij geen recht had op salaris.

Naar aanleiding van de aanvraag heeft [bedrijf 1] een hypotheekofferte uitgebracht, welke door de verdachte is geaccepteerd. De bank heeft daarop een hypothecaire lening verstrekt voor de aankoop van de woning aan de [pleegplaats 2]. Na aankoop van genoemde woning door de verdachte is op 7 februari 2005 ten overstaan van de notaris zowel de hypotheekakte als de transportakte gepasseerd en is de verdachte eigenaar geworden van het onroerend goed. Het bouwdepot ad € 20.000,- is door bank op verzoek van verdachte volledig aan hem overgemaakt.

Ten aanzien van de vraag of sprake is van witwassen overweegt de rechtbank als volgt.

De verdachte heeft op basis van valse documenten geld geleend van [bedrijf 1] Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte bij het verkrijgen van deze hypothecaire lening een misdrijf gepleegd, in casu valsheid in geschrift. De aldus verworven hypothecaire lening heeft de verdachte onmiddellijk, dat wil zeggen rechtstreeks, uit het misdrijf verkregen. Op grond van genoemde hypothecaire overeenkomst heeft de verdachte de beschikking gekregen over een geldbedrag van 233.000 euro, inclusief een bouwdepot van 20.000 euro. Hoewel hij dit niet in handen heeft gehad, kan gezegd worden dat hij dit geldbedrag heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Dat verdachte niet de vrije beschikking had over het geld en het geld niet naar eigen inzicht kon besteden, maakt dit niet anders. Als zodanig is ook dit geldbedrag onmiddellijk uit misdrijf verkregen.

Met dit geldbedrag is vervolgens de woning op het [pleegplaats 2] betaald door overdracht van het geld door tussenkomst van de notaris aan de verkoper van deze woning. Genoemde woning is daarmee eigendom geworden van de verdachte en aldus heeft hij deze woning verworven en voorhanden gekregen. Als zodanig is de woning middellijk, dat wil zeggen niet rechtstreeks, afkomstig uit misdrijf.

Wat aanvankelijk werd verkregen uit misdrijf (de hypothecaire lening en daarmee de aanspraak op een geldbedrag) heeft uiteindelijk geleid tot een volwaardig en legaal eigendomsrecht op de woning, waarmee naar het oordeel van de rechtbank sprake is witwassen.

De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van witwassen tot de datum van aangifte door [bedrijf 1] Op dat moment werd de criminele herkomst van de voorwerpen onthuld.

De raadsman heeft voor het geval de rechtbank niet tot integrale vrijspraak van de verdachte zal overgaan, verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak voor het horen van de [verbalisant 1] en [verbalisant 2] als getuigen en het voegen van het dossier Beeruil. De rechtbank heeft dit verzoek ter terechtzitting van 30 april 2014 reeds gemotiveerd afgewezen. De raadsman heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan thans anders zou moeten worden beslist. De geruchten waarnaar de raadsman heeft verwezen, inhoudende dat Beeruil boven water zou zijn, zijn door het Openbaar Ministerie gemotiveerd bestreden.

Bewezenverklaring

Medeplegen van witwassen.

Strafoplegging

De rechtbank veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 9.000.

Gelet op de omstandigheid dat verdachte onvindbaar is gebleken en van hem geen (adres)gegevens bekend zijn, is de rechtbank overgegaan tot de oplegging van geldboete in plaats van een werkstraf.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^