Wanneer is het aannemelijk dat een getuige niet binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord (art. 288 lid 1 sub a Sv)?

Hoge Raad 24 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:8

Het hof heeft het voorwaardelijk verzoek tot het horen van Betrokkene 1 als getuige afgewezen. Aan die afwijzing heeft het hof kennelijk ten grondslag gelegd dat het onaannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn kan worden gehoord, omdat in eerste aanleg is geprobeerd om Betrokkene 1 als getuige te horen, maar dit niet is gelukt omdat hij - zoals volgt uit het proces-verbaal van de rechter-commissaris - onvindbaar is gebleken. Die afwijzende beslissing is niet zonder meer begrijpelijk, omdat niet blijkt dat het hof heeft onderzocht of de getuige in hoger beroep, bijna viereneenhalf jaar na het oproepen en dagvaarden van Betrokkene 1 om te worden gehoord als getuige door de rechter-commissaris, wel binnen een afzienbare termijn kan worden gehoord.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR schetst kader beklag ex art. 552a Sv over ‘hoogst onwaarschijnlijk’-maatstaf, proportionaliteit en subsidiariteit voortzetting beslag, hernieuwd beklag en inrichting stelsel van rechtsmiddelen

Hoge Raad 31 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:128

Bij de beoordeling van een klaagschrift van de beslagene dat is gericht tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv, moet de rechter a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee, b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering houdt hierbij verband met het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer is voldaan aan het klachtvereiste (art. 66 lid 1 Sr)

Hoge Raad 10 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:13

De klachtgerechtigde kan zijn bevoegdheid slechts gedurende de in de wet genoemde klachttermijn uitoefenen. Dat betekent dat wanneer voor het instellen van een vervolging een klacht is vereist en de klacht niet is ingediend binnen drie maanden nadat de klachtgerechtigde heeft kennis genomen van het gepleegde delict, de vervolging daarop afstuit. In het geval dat de klacht weliswaar niet voldoet aan alle formele wettelijke eisen of niet is ingediend bij de bevoegde ambtenaar, maar vaststaat dat de klachtgerechtigde de vervolging heeft gewenst, zal van die wens binnen die termijn van drie maanden moeten zijn gebleken.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Veroordeling vennootschap die eigendom was van één van de voormalig directeuren van energiebedrijf Rendo wegens medeplegen van oplichting

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10795

Verdachte is als persoonlijke vennootschap van Verdachte 1 gebruikt om de aandelen SGI op naam te nemen. Daarmee heeft zij helpen verhullen dat Verdachte 1 de feitelijke aandeelhouder was. Zodoende heeft Verdachte bijgedragen aan de jarenlange fraude waarvan Rendo het Slachtoffer is geworden. Gezien de ernst en de duur van de strafbare gedragingen en de grote omvang van het bedrag dat Verdachte door het strafbare feit gegenereerd heeft, acht het hof het opleggen van de maximale boete van de vijfde categorie onvoldoende passend. Het hof maakt daarom gebruik van de mogelijkheid van artikel 24, zevende lid, Sr, en gaat uit van de naast hogere categorie.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Afwijzing beklag ex. art 12 Sv: Klager heeft niet aangetoond welk objectief bepaalbaar belang hij heeft bij zijn eigen vervolging

Gerechtshof Amsterdam 20 december 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:3735

Naar het oordeel van het hof staat de procedure van artikel 12 Wetboek van Strafvordering slechts in een aantal uitzonderingsgevallen open voor een Verdachte die vervolging van zichzelf wenst voor een strafbaar feit, omdat slechts in beperkte mate een Verdachte zelf als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 12 Sv kan worden beschouwd. Klager is niet bij de behandeling in raadkamer verschenen en heeft niet aangetoond welk objectief bepaalbaar belang hij heeft bij zijn eigen vervolging. Onder deze omstandigheid is het hof van oordeel dat klager geen rechtens te respecteren belang heeft bij zijn vervolging en dat klager derhalve niet als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 12 Sv kan worden aangemerkt.

Read More
Print Friendly and PDF ^