Medewerkster hogeschool verduisterde bedragen
/Rechtbank Amsterdam 5 februari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:720
De rechtbank heeft uitspraak gedaan in een fraudezaak waarbij een 44-jarige vrouw, werkzaam als medewerker grootboek bij een hogeschool, betrokken was. De verdachte had als taak om te controleren of buitenlandse studenten recht hadden op terugbetaling van een garantstelling. Deze garantstellingen worden door de hogeschool ontvangen in afwachting van de benodigde vergunningen. Zodra aan alle voorwaarden is voldaan, kunnen studenten deze bedragen terugvragen.
Uit onderzoek blijkt dat de verdachte gedurende een periode van ruim tien maanden haar werkgever aanzienlijk financieel heeft benadeeld. In zeven refundformulieren heeft zij de naam van de bank, het bankrekeningnummer en de tenaamstelling gewijzigd, waardoor onterecht een bedrag van € 294.000,- werd overgemaakt. Daarnaast heeft zij bijgedragen aan minstens 32 andere frauduleuze transacties, wat de totale financiële schade voor de hogeschool op minimaal € 615.452,- brengt. De fraude werd ontdekt nadat een bank een melding maakte van een verdachte transactie, waarop een intern onderzoek werd gestart.
Tenlastelegging
De verdachte werd beschuldigd van:
Verduistering uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking (artikel 321 Wetboek van Strafrecht), gepleegd tussen 20 december 2019 en 12 november 2020, meermalen gepleegd.
Valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht), meermalen gepleegd.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt dat de verdachte door haar handelen het vertrouwen dat een werkgever in een werknemer moet kunnen stellen ernstig heeft geschaad. Gezien de omvang van de fraude en de schade die de hogeschool heeft geleden, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zijn. Echter, vanwege het tijdsverloop in de zaak wordt een lichtere straf geëist.
De officier van justitie vordert:
een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar;
een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uur.
Mocht de taakstraf niet naar behoren worden uitgevoerd, dan geldt een vervangende hechtenis van 60 dagen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte voert geen verweer tegen de eis van de officier van justitie. De verdachte erkent haar fouten en stelt dat zij in financiële problemen verkeerde. Zij verklaart dat zij handelde op aangeven van een derde persoon, die haar een geldbedrag in het vooruitzicht had gesteld als onderdeel van een vermeende erfenis waar zij uiteindelijk geen recht op bleek te hebben.
Daarnaast heeft de verdachte aangegeven dat zij op eigen initiatief psychische hulp heeft gezocht en maatregelen heeft genomen om herhaling in haar huidige werk te voorkomen. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat en dat er geen noodzaak is voor een reclasseringstoezicht.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor verduistering
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van verduistering. Volgens artikel 321 Wetboek van Strafrecht moet verduistering zien op een goed dat de verdachte anders dan door misdrijf onder zich heeft gekregen. Aangezien de verdachte de gelden via een misdrijf (vervalsing van refundformulieren) heeft verkregen, kan haar handelen niet als verduistering worden gekwalificeerd. Omdat onder feit 1 enkel verduistering ten laste is gelegd, volgt vrijspraak.
Bewezenverklaring van valsheid in geschrift
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 17 november 2020 in Amsterdam meerdere refundformulieren heeft vervalst door rekeningnummers en tenaamstellingen te wijzigen. Dit had tot doel deze documenten als echt en onvervalst te gebruiken, waardoor ten onrechte grote geldbedragen werden uitbetaald.
De rechtbank baseert haar oordeel op de bewijsmiddelen zoals opgenomen in het dossier, waaronder e-mails, interne communicatie en banktransacties.
Strafoplegging
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met verschillende factoren. Enerzijds is er de ernst van de fraude en de aanzienlijke schade voor de hogeschool. De verdachte heeft misbruik gemaakt van haar vertrouwenspositie binnen de organisatie en uitsluitend gehandeld uit financieel eigenbelang. Bovendien is de fraude pas gestopt nadat deze werd ontdekt door een derde partij.
Anderzijds speelt het tijdsverloop een rol. De fraude vond plaats in 2019 en 2020, en verdachte werd pas in 2021 als verdachte gehoord. De zaak heeft sindsdien meer dan vier jaar in beslag genomen, wat leidt tot een overschrijding van de redelijke termijn met veertien maanden. De rechtbank houdt hiermee rekening in strafverminderende zin.
Daarnaast is van belang dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en dat het recidiverisico laag wordt ingeschat.
De rechtbank legt aan de verdachte op:
een gevangenisstraf van vier maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
een taakstraf van 120 uur. Indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd, wordt dit omgezet in 60 dagen hechtenis.
De rechtbank vindt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend, mede vanwege het tijdsverloop en het ontbreken van een strafblad. De straf moet echter wel een signaal afgeven dat fraude binnen een financiële functie niet onbestraft blijft.
Conclusie
De verdachte wordt vrijgesproken van verduistering, maar veroordeeld voor valsheid in geschrift. Zij krijgt een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 120 uur. De rechtbank houdt rekening met het tijdsverloop en het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Lees hier de volledige uitspraak.