Land van herkomst mag onderzoek naar bijstandsfraude bepalen
/De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat gemeenten bij preventief fraudeonderzoek wel onderscheid mogen maken naar land van herkomst van de bijstandsgerechtigden. Onderscheid maken naar nationaliteit zoals de gemeente Rotterdam dat deed, mag niet. Gemeenten mogen zonder aanleiding onderzoeken of mensen terecht (volledige) bijstand ontvangen. Gemeenten hoeven dit preventief fraudeonderzoek niet op alle bijstandsgerechtigden toe te passen en ook niet op dezelfde manier. Zulk onderzoek is kostbaar en het belang van voorkomen van fraude is groot. Daarom mogen gemeenten daarbij risicoprofielen toepassen, bijvoorbeeld gebaseerd op gedrag van mensen. Dan worden groepen onderzocht waar het vinden van fraude groter is dan gemiddeld.
De Centrale Raad van Beroep heeft uitspraak gedaan over de vraag of zo een risicoprofiel ook mag worden gebaseerd op land van herkomst of nationaliteit van de bijstandsontvangers. De gemeenten Schiedam, Ede en Rotterdam werd namelijk verweten dat zij bijstandsontvangers hadden gediscrimineerd, door alleen personen met Turkije als land van herkomst of met de dubbele Nederlandse/Marokkaanse nationaliteit te onderzoeken. Volgens internationaal recht is het maken van onderscheid op basis van alleen nationaliteit verdacht, en mag dit alleen als daarvoor zeer zwaarwegende belangen zijn.
De gemeenten Ede en Schiedam hanteerden een risicoprofiel waarbij alle bijstandsgerechtigden met een ander land van herkomst dan Nederland, die ouder zijn dan 45 of 50 jaar, en die recent enige tijd in dat land van herkomst verbleven aan een onderzoek werden onderworpen. De Centrale Raad van Beroep vindt dat toelaatbaar. Oudere mensen met een ander land van herkomst hebben eerder dan anderen inkomen, bijvoorbeeld pensioen, opgebouwd in dat land van herkomst en eerder daar vermogen opgebouwd, bijvoorbeeld door vererving, omdat hun familie daar nog woont. Bij mensen die afkomstig zijn uit Nederland zal dat inkomen en vermogen eerder in Nederland aanwezig zijn. Van belang is dat het inkomen en vermogen in Nederland door verplichte goede registraties en digitale gegevensuitwisseling met andere overheden en bedrijven heel makkelijk te vinden is. In het buitenland is vergelijkbaar onderzoek veel moeilijker en duurder. Daarom mochten de gemeenten Ede en Schiedam het preventief fraudeonderzoek, dat bestond uit het nagaan in het land van herkomst of de betrokkenen daar onroerend goed hadden, tot die groep beperken.
De gemeente Rotterdam begon met een pilot van echtparen met bijstand met de dubbele Nederlandse/Marokkaanse nationaliteit, die ouder waren dan 45 jaar en recent op vakantie waren geweest in bepaalde delen van Marokko. Deze mensen werden opgeroepen om te komen op gesprek bij de sociale recherche. De man en de vrouw werden gescheiden gehoord door een sociaal rechercheur en niet door een klantmanager. De Centrale Raad van Beroep vindt dat het maken van deze selectie en het toepassen van die behandeling in strijd is met het verbod op discriminatie. De gemeente Rotterdam heeft niet kunnen uitleggen waarom met deze groep werd begonnen en waarom de mensen juist gescheiden en door de sociale recherche gehoord moesten worden. Zo kon de gedachte of de schijn ontstaan dat deze mensen verdachten waren, terwijl nog geen enkele aanwijzing van fraude bestond.
Het gevolg van deze uitspraken is dat de gemeenten Ede en Schiedam het bewijs van de onderzoeken wel mogen gebruiken voor intrekking en terugvordering van bijstand. Wat de gemeente Rotterdam tijdens de gesprekken heeft gehoord is onrechtmatig verkregen bewijs, en mag dus niet gebruikt worden voor intrekking en terugvordering van bijstand. Dat betekent dat de uitkeringen van die mensen in stand blijven, ook al hadden zij verklaard dat zij een woning hadden in Marokko.