HR legt uit: tot wanneer kan je wraken?
/Hoge Raad 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1726
De Hoge Raad wijst er in een uitspraak van vandaag op dat een wrakingsverzoek dat bij het gerecht is binnengekomen na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting, op een moment dat de betrokken rechter(s) daarvan redelijkerwijs kennis kon(den) nemen voor de geplande einduitspraak, tijdig is gedaan. Als in zo’n geval de wrakingskamer niet kan beslissen voor het tijdstip waarop de einduitspraak is bepaald, moet de zittingsrechter het onderzoek in afwachting van die beslissing heropenen en schorsen.
Achtergrond zaak
De verdachte is bij arrest van 13 juli 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle wegens "belaging" en wegens "opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering", veroordeeld tot 77 dagen gevangenisstraf, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr.
Het hof heeft aan de verdachte voorts de maatregel strekkende tot vrijheidsbeperking opgelegd.
De stukken houden onder meer in dat op de terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2022 het onderzoek op de terechtzitting gesloten is verklaard en dat het hof op 13 juli 2022 einduitspraak heeft gedaan. Bij brief van 11 juli 2022 heeft de verdachte verzocht om wraking van de raadsheren die de strafzaak tegen hem behandelden.
Op 23 augustus 2022 heeft de wrakingskamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het verzoek van de verdachte tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing houdt onder meer in:
“Op grond van artikel 513, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering moet een wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan verzoeker bekend zijn geworden.
Verzoeker stelt in zijn wrakingsverzoek dat de hiervoor bedoelde samenstelling van het hof vooringenomen, niet onpartijdig en niet onafhankelijk is gebleken, hetgeen zich heeft geuit door het niet toepassen van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), verbod van foltering, onmenselijke behandeling of vernedering of bestraffing van verzoeker en diens kinderen.
De wrakingskamer is van oordeel dat, gelet op de door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden, niet gesteld kan worden dat het wrakingsverzoek is gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan hem bekend zijn geworden. Immers de behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden op 29 juni 2022 en het wrakingsverzoek is op 11 juli 2022 ingediend. Verzoeker is om die reden niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mrs. Smit, Melssen en Geeve.
Op grond van het hiervoor overwogene komt de wrakingskamer aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek niet toe en kan worden volstaan met een schriftelijke afdoening van het verzoek.”
Middel
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof geen einduitspraak had mogen doen, omdat de verdachte na sluiting van het onderzoek, maar vóór die einduitspraak een wrakingsverzoek had ingediend.
Beoordeling Hoge Raad
Een verzoek tot wraking van de zittingsrechter(s) kan niet meer worden ingediend nadat einduitspraak is gedaan. Een voorafgaand aan de uitspraak maar na de sluiting van het onderzoek op de terechtzitting schriftelijk ingediend wrakingsverzoek is tijdig gedaan als het bij het gerecht is ingekomen op een zodanig tijdstip dat de betrokken rechter(s) daarvan redelijkerwijs nog kennis kon(den) nemen. Als een verzoek in dit opzicht tijdig is ingediend, maar daarop door de wrakingskamer niet kan worden beslist vóór het tijdstip waarop de uitspraak is bepaald, moet de zittingsrechter (in verband met artikel 345 lid 3 Sv) het onderzoek in afwachting van de beslissing van de wrakingskamer heropenen en schorsen. (Vgl. HR 13 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9926).
Uit de weergegeven overwegingen van de wrakingskamer blijkt dat het wrakingsverzoek in dit opzicht tijdig is ingediend, te weten twee dagen vóór de einduitspraak. Aangenomen moet worden dat de betrokken rechters daarvan kennis konden nemen voordat de einduitspraak werd gedaan. Dit brengt mee dat het hof het onderzoek in afwachting van de beslissing van de wrakingskamer had moeten heropenen en schorsen en nog geen einduitspraak had mogen doen.
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld. Dit hoeft echter wegens gebrek aan belang niet tot cassatie te leiden. Immers, als het hof na de indiening van het wrakingsverzoek wel in afwachting van de beslissing van de wrakingskamer was overgegaan tot heropening en schorsing, zou dat – nu de wrakingskamer de verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat dat verzoek niet is gedaan zodra de daarin genoemde feiten en omstandigheden aan de verdachte bekend zijn geworden, en tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond – niet tot een andere einduitspraak van het hof hebben geleid.
Lees hier de volledige uitspraak.