HR herhaalt overwegingen over begroting door rechter van immateriële schade

Hoge Raad 28 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:97

De verdachte is wegens "poging tot zware mishandeling” veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur. Verdachte heeft het slachtoffer aangevallen: meermalen geduwd, geslagen en tegen het hoofd geschopt.

De benadeelde partij verklaarde daarover (samengevat):

  • Hij is “flink toegetakeld” door de verdachte;

  • Hij hield langere tijd last van hoofdpijn en duizeligheid;

  • Hij was bang voor nieuwe confrontaties, mede omdat de verdachte in dezelfde straat woont.

Immateriële schade ziet op niet-materiële gevolgen, zoals pijn, verdriet, angst en gederfde levensvreugde. In deze zaak is de benadeelde partij vooral geconfronteerd met:

  1. Lichamelijke klachten zoals hoofdpijn, duizeligheid en (aanvankelijk) fysieke ongemakken;

  2. Psychische gevolgen, waaronder angst en stress: men durfde langere tijd niet onbezorgd de straat op en was bang voor een herhaling van het geweld;

  3. Gevoel van onveiligheid en inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, omdat dader en slachtoffer in dezelfde straat wonen.

De benadeelde partij heeft hierdoor psychische en emotionele schade geleden. Dat vormt de kern van de immateriële schade.

De benadeelde partij heeft in eerste aanleg en in hoger beroep een bedrag aan immateriële schade van €2.500,- gevorderd. In de stukken staat dat de benadeelde partij:

  • Nog altijd kampt met hoofdpijn en vermoeidheid;

  • Bang was voor een nieuwe confrontatie;

  • Daardoor langere tijd stress en angst heeft gehad.

Hoewel het slachtoffer aangaf niet te weten “wat normale bedragen zijn”, ging hij af op de impact van het geweld.

De verdediging heeft in hoger beroep aangevoerd dat de gevorderde immateriële schade “sterk gematigd” moest worden, omdat er geen uitgebreide onderbouwing van het gevorderde bedrag van €2.500,- was. Het gerechtshof heeft echter toch dat volledige bedrag toegekend, met als motivering:

  • De aard en ernst van het gebruikte geweld (meermalen schoppen tegen hoofd en lichaam);

  • De gevolgen voor het slachtoffer (lichamelijke en psychische klachten).

Hof heeft de vordering van de benadeelde partij geheel toegewezen en voor het toegewezen bedrag (€ 2.885 bestaande uit € 385 materiële schade en € 2.500 immateriële schade) een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de duur van de gijzeling op ten hoogste 38 dagen bepaald.

Middel

Het middel klaagt dat het hof de beslissingen op de vordering van de benadeelde partij waar het de immateriële schade betreft en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel onvoldoende heeft gemotiveerd.

Beoordeling Hoge Raad

In zijn arrest van 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 heeft de Hoge Raad onder meer overwogen:

“Ander nadeel dat voor vergoeding in aanmerking komt: immateriële schade (art. 6:106 BW)

2.4.4 Art. 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten in geval van: (...)

b. aantasting in de persoon: 1) door het oplopen van lichamelijk letsel (...)

Art. 361, vierde lid, Sv schrijft voor dat de beslissing op de vordering van de benadeelde partij met redenen is omkleed. De begrijpelijkheid van de beslissingen over de vordering van de benadeelde partij is mede afhankelijk van de wijze waarop (en de stukken waarmee) enerzijds de vordering is onderbouwd en anderzijds daartegen verweer is gevoerd. Naarmate de vordering uitvoeriger en specifieker wordt weersproken, zal de motivering van de toewijzing van de vordering dus meer aandacht vragen.

Met inachtneming van hetgeen hiervoor reeds is overwogen, begroot de rechter de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Indien de omvang van de schade zonder nader onderzoek dat een onevenredige vertraging van het strafgeding zou opleveren, niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, kan die omvang in veel gevallen worden geschat (art. 6:97 BW). De rechter dient in zijn motivering van die schatting zoveel mogelijk aan te sluiten bij de vaststaande feiten. Indien de gehele schade of een bepaalde schadepost wordt geschat op een bepaald bedrag impliceert de beslissing met betrekking tot die schade(post) de afwijzing van hetgeen meer werd gevorderd, tenzij uit die beslissing blijkt dat sprake is van een gedeeltelijke toewijzing zoals hiervoor onder 2.8.4 bedoeld.

De begroting van immateriële schade geschiedt naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede, in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.”

Toegepast op de onderliggende zaak

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte benadeelde omver heeft geduwd en hem vervolgens meermalen tegen het hoofd heeft geschopt en geslagen. Verder heeft het hof vastgesteld dat dit geweld op benadeelde een “flinke impact” heeft gehad en dat hij fysieke gevolgen van het geweld heeft ervaren in de vorm van hoofdpijn- en duizeligheidsklachten. Het hof heeft hierop zijn oordeel gebaseerd dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden en dat het gevorderde geldbedrag van € 2.500 wegens immateriële schade het hof billijk voorkomt en daarom volledig toewijsbaar is. Daarbij heeft het hof gelet op de aard en ernst van de door de verdachte jegens benadeelde begane normschending. In het licht van wat is vooropgesteld, is dat oordeel toereikend gemotiveerd. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat door de verdediging in hoger beroep niet meer is aangevoerd dan dat ‘de gevorderde immateriële schade sterk zou moeten worden gematigd, nu deze niet goed is onderbouwd’ en dat zij dus niet heeft betwist dat benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde het door het hof vastgestelde letsel heeft opgelopen.

Het cassatiemiddel faalt.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^