'‘Salduz’ bij niet-aangehouden verdachten: de Hoge Raad schiet tekort'

In dit stuk zetten de auteurs de huidige stand van zaken rond het recht op consultatiebijstand voor niet-aangehouden verdachten uiteen en betogen zij dat de rechtspraak van de Hoge Raad ter zake de consultatiebijstand voor deze categorie verdachten de toets van het EHRM niet kan doorstaan.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^

Ontnemingsvordering: rekening houden met betaalde loon- & kansspelbelasting?

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8037

Kosten

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de door veroordeelde betaalde loon- en kansspelbelasting geen uitgaven zijn die in directe relatie staan tot het voltooien van het bewezenverklaarde handelen van veroordeelde. Deze belastingen zijn immers verplichtingen die eerst ontstaan bij het uitkeren van de prijzen en het uitbetalen van het loon. Het strafbare feit is dan reeds voltooid.

Volgens een brief van de belastingdienst aan veroordeelde van 7 februari 2013 dient hij een bedrag van € 329.143,- te betalen. Dit bedrag vloeit voort uit de vaststellingsovereenkomst die is gesloten tussen veroordeelde en de belastingdienst. Veroordeelde heeft gesteld (en deels onderbouwd) dat hij dit bedrag aan de belastingdienst heeft betaald. Dit is verder niet weersproken, zodat het hof er van uitgaat dat veroordeelde dit bedrag inderdaad heeft betaald.

Het hof is van oordeel dat de (alsnog) betaalde bedragen aan loonheffing en kansspelbelasting uitgaven zijn die in directe relatie staan tot de door de rechtbank Utrecht in haar vonnis van 23 mei 2011 bewezenverklaarde feit(en) dan wel andere strafbare feiten waarop de ontnemingsvordering betrekking heeft. De bedoelde bedragen kunnen dus worden aangemerkt als kosten.

HR 17 februari 1998, NJ 1998, 499

De advocaat-generaal heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat gelet op het arrest HR 17 februari 1998, NJ 1998, 499, bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen rekening mag worden gehouden met de belastingheffing.

Aanleiding voor het arrest van de Hoge Raad was een cassatiemiddel waarin naar voren was gebracht dat het arrest van het hof ontoereikend was gemotiveerd, omdat het hof niet de te verwachten inkomstenbelasting, die verzoeker over het geschatte voordeel zou moeten voldoen, in mindering had gebracht.

Bij de beoordeling van dat middel, citeerde de Hoge Raad uit de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp dat bij de Wet van 10 december 1992 leidde tot wijziging van artikel 36e Sr:

‘Zeer uitzonderlijke situaties buiten beschouwing latend, is derhalve door een Nederlandse contribuabele in eerste aanleg belasting verschuldigd over door hem wederrechtelijk verkregen voordeel. Voor zover dat voordeel hem echter weer wordt ontnomen, wordt de belastingheffing ook weer ongedaan gemaakt. (….) Dit mechanisme brengt met zich mee dat de strafrechter bij de bepaling van het voor de ontneming in aanmerking te brengen bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel geen rekening zal dienen te houden met de belastingheffing.’

Het cassatiemiddel waarop de Hoge Raad reageerde, zag op de inkomstenbelasting (die verschuldigd zou zijn over het wederrechtelijk verkregen voordeel). Uit het arrest van de Hoge Raad volgt naar het oordeel van het hof niet dat bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de onderhavige zaak geen rekening mag worden gehouden met betaalde loonbelasting en kansspelbelasting. In deze zaak is er voor de door de veroordeelde verschuldigde loonbelasting (berekend over het betaalde loon aan zijn medewerkers) en kansspelbelasting (berekend over het aan derden uitgekeerde prijzengeld) geen werking van vorenbedoeld correctiemechanisme. De ontneming van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal niet alsnog een wijziging brengen in de heffingsgrondslag van deze belastingen. Dat de verschuldigdheid van de tussen de belastingdienst en de veroordeelde vastgestelde loonbelasting en kansspelbelasting niet zal wijzigen door een op te leggen ontnemingsmaatregel, is blijkens de tekst van de vaststellingsovereenkomst ook expliciet door de belastingdienst met de veroordeelde afgesproken.

Dubbele verrekening

De advocaat-generaal heeft zich bovendien op het standpunt gesteld dat de door veroordeelde verschuldigde loonbelasting en kansspelbelasting reeds in negatieve zin door de fiscus en de veroordeelde zijn verwerkt in de vaststelling van het belastbare inkomen van de veroordeelde uit zijn illegale lotto-activiteiten. Deze bedragen zijn derhalve al door de belastingdienst in mindering gebracht bij de bepaling van het belastbare inkomen van veroordeelde. Door thans, bij het vaststellen van de ontnemingsmaatregel, de loonbelasting en kansspelbelasting opnieuw af te trekken, worden die bedragen dubbel verrekend ten voordele van veroordeelde.

Weliswaar is gebleken dat door de fiscus op deze belastingen reeds acht is geslagen bij de berekening van het belastbare inkomen van veroordeelde, maar dat neemt naar het oordeel van het hof niet weg dat deze belastingen ook als kosten in mindering dienen te worden gebracht bij de berekening van het bedrag van de aan veroordeelde op te leggen ontnemingsmaatregel.

Door het hof wordt bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen rekening gehouden met de eventueel door de veroordeelde verschuldigde inkomstenbelasting over zijn inkomen. Ten aanzien van deze belasting werkt vorenbedoeld correctiemechanisme immers wel.

De stelling van de advocaat-generaal dat in de vaststellingsovereenkomst, bij de berekening van de resultaten van de illegale lotto, rekening is gehouden met de later op te leggen ontnemingsmaatregel en dus de verrekening van de ontnemingsmaatregel feitelijk al heeft plaatsgevonden, wordt betwist door de verdediging. Het hof leest in de vaststellingsovereenkomst en de bijlagen niet dat bij de berekening van de door de veroordeelde verschuldigde loonbelasting (berekend over het betaalde loon aan zijn medewerkers) en kansspelbelasting (berekend over het aan derden uitgekeerde prijzengeld) reeds rekening is gehouden met de later op te leggen ontnemingsmaatregel, zodat het hof de andersluidende stelling van de advocaat-generaal verwerpt.

Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^

'Toezicht, innovaties en regie'

Op 9 september 2013 verscheen het rapport ‘Toezien op publieke belangen’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). De ondertitel ‘Naar een verruimd perspectief op rijkstoezicht’ is veelzeggend. Het zinspeelt op een veranderende kijk op toezicht. Dat toezicht volop in de maatschappelijke, politiek-bestuurlijke en wetenschappelijke belangstelling staat, wordt mede veroorzaakt door kwesties als Vestia (woningcorporatie), Amarantis (onderwijs), SNS (financiële sector) en Ruwaard van Putten ziekenhuis (gezondheidszorg). Dit zijn recente voorbeelden van situaties waar mogelijk falend toezicht een rol heeft gespeeld.

Lees verder:

Print Friendly and PDF ^

Chauffeur van transportbedrijf heeft bij vervoer gevaarlijke stoffen niet de bij of krachtens het Besluit gevaarlijke stoffen gestelde regels in acht genomen. Verboden gedraging van chauffeur kan in redelijkheid aan de rechtspersoon worden toegerekend.

Rechtbank Oost-Brabant 23 oktober 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:6311

De economische politierechter acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte (het transportbedrijf) op 9 april 2013 in de gemeente Amsterdam, opzettelijk handelingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen heeft verricht ten aanzien van gevaarlijke stoffen en/of met vervoermiddelen, die zijn aangewezen ingevolge artikel 3, onderdeel b van genoemde wet, anders dan met inachtneming van de in dat onderdeel bedoelde regels, immers heeft zij toen en aldaar met een door [persoon 1] bestuurde transporteenheid gevaarlijke stoffen vervoerd over de voor het openbaar verkeer openstaande weg Abberdaan, terwijl de bij of krachtens het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen terzake gestelde regels niet in acht waren genomen, immers waren colli die gevaarlijke goederen bevatten en onverpakte gevaarlijke voorwerpen, te weten houten pallets, niet vastgezet met geschikte middelen die in staat waren de goederen in het voertuig in bedwang te houden (zoals bevestigingsbanden, schuifwanden, verstelbare steunen) op een wijze die voorkomt dat de stand van de colli zou kunnen wijzigen of voorkomt dat die zou kunnen leiden tot beschadiging van de colli en werd beweging van de colli niet voorkomen door het opvullen van lege ruimten met behulp van stuwmiddelen of door blokkeren en vastbinden.

Toerekening aan de rechtspersoon

Standpunt verdediging

Verdachte heeft ter zitting erkend dat zijn chauffeur (persoon 1) heeft nagelaten de colli die gevaarlijke goederen bevatten en andere goederen in de vrachtauto vast te zetten met geschikte middelen. Verdachte acht zich daar echter niet strafrechtelijk aansprakelijk voor omdat hij de zorg heeft betracht die in redelijkheid van hem kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging. Verdachte heeft er op gewezen dat in de vrachtauto alle middelen aanwezig waren die geschikt waren om de lading goed vast te zetten. Bovendien worden de chauffeurs vanaf 2012 voorgelicht op een speciaal daarvoor gehouden cursusdag en zijn er aan de chauffeurs van het bedrijf duidelijke instructies gegeven.

Oordeel rechtbank

Het transport werd op 9 april 2013 verricht door persoon 1. Persoon 1 heeft verklaard dat hij op oproepbasis werkt voor verdachte en dat hij de vrachtauto zelf die ochtend heeft geladen. Verdachte heeft bij monde van persoon 2 verklaard dat de chauffeur bij verdachte in dienst is en het transport in opdracht van verdachte verrichtte. Ter zitting is voorts door persoon 2 verklaard dat verdachte een transportbedrijf is dat veelvuldig in opdracht van klanten gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg.

Daarmee staat vast dat de gedraging van persoon 1 plaatsvond door een persoon werkzaam ten behoeve van de rechtspersoon, dat de gedraging paste in de normale bedrijfsvoering door de rechtspersoon en dienstig is geweest in het door de rechtspersoon uitgeoefende bedrijf. Ook staat vast dat de rechtspersoon erover mocht te beschikken of de verboden gedraging al dan niet zou plaatsvinden. Tussen hem en de chauffeur bestond immers een hiërarchische verhouding en de rechtspersoon gaf zijn chauffeurs naar eigen zeggen instructies over de wijze waarop het transport moest plaatshebben. Uit het strafrechtelijke verleden van verdachte blijkt bovendien dat er door de chauffeurs van verdachte elk jaar overtredingen van artikel 5 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen plaatshadden, zodat verdachte er wetenschap van had dat niet bij elk transport de wettelijke voorschriften werden nageleefd.

Rest de vraag of verdachte de verboden gedraging heeft aanvaard. Verdachte had in elk geval wetenschap dat er overtredingen plaatsvonden. In 2012, 2011, 2010, 2009, 2008, 2007 en verder terug in de tijd is verdachte daarvoor veroordeeld of heeft hij transacties voldaan. Zoals hiervoor is aangegeven, wordt onder aanvaarden mede begrepen het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op voorkoming van de gedraging.

Verdachte verricht bedrijfsmatig transporten van gevaarlijke stoffen. Gelet op de aard van die stoffen en de risico’s die het transport over de weg van die stoffen met zich brengt voor de omgeving en voor de volksgezondheid, worden aan de zorg die van verdachte wordt gevergd hoge eisen gesteld. Naar het oordeel van de economische politierechter blijkt uit de omstandigheid dat zich steeds weer overtredingen voordoen, dat de door verdachte genomen maatregelen nog onvoldoende zijn. Chauffeurs van verdachte hebben zich door de jaren heen vele malen schuldig gemaakt aan soortgelijke overtredingen. Gelet daarop kan van verdachte worden gevergd dat hij naast het ter beschikking stellen van middelen om de lading vast te zetten en het geven van instructies en voorlichting, ook –op zijn minst steekproefsgewijs- controle uitoefent op de naleving van die instructies door de chauffeurs. Dit heeft verdachte blijkens het verhandelde ter zitting nagelaten en daarmee is hij in de zorg die in redelijkheid van hem kan worden gevergd tekort geschoten.

Verdachte heeft nog aangevoerd dat hij zeer veel transporten uitvoert en dat die met regelmaat door de politie worden gecontroleerd. Slechts in enkele gevallen per jaar worden daarbij tekortkomingen vastgesteld. Naar het oordeel van de economische politierechter betreft het echter een jaarlijks terugkerend probleem, dat meer inspanningen van verdachte vraagt om herhaling te voorkomen dan hij zich tot nu toe heeft getroost.

De economische politierechter is derhalve van oordeel dat de verboden gedraging van de chauffeur in redelijkheid aan verdachte kan worden toegerekend.

Het transportbedrijf wordt veroordeeld tot een geldboete van € 3100.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^

Handboek Uitleverings- en overleveringsrecht

Dit boek geeft een beschrijving en analyse van het Nederlandse uitleverings- en overleveringsrecht en gaat daarbij in op de overeenkomsten en verschillen die er tussen beide rechtsinstrumenten bestaan. Alle recente ontwikkelingen op het vlak van de uitlevering en de overlevering zijn in dit boek verwerkt.

Hoewel het boek geschreven is vanuit Nederlands perspectief, is daar waar wenselijk en nodig, ook aandacht besteed aan buitenlandse wetgeving en rechtspraak. Daarnaast is ook relevante rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Hof van Justitie verwerkt.

Aan de orde komen onder meer:

  • de oorsprong van het uitleveringsrecht en het Europees aanhoudingsbevel;
  • de nationale en internationale bronnen;
  • de beginselen (het beginsel van soevereiniteit, wederkerigheid, wederzijdse erkenning, vertrouwen en de specialiteit);
  • het toepassingsgebied;
  • de procedure voor uit- en overlevering, waaronder ook de verkorte procedure;
  • de voorwaarden (weigeringsgronden) voor uit- en overlevering;
  • de overlevering aan Nederland, ook wel inlevering genoemd;
  • de inbeslagneming van voorwerpen en de afgifte daarvan;
  • de doortocht over Nederlands- en buitenlands grondgebied;
  • het verhoor in Nederland en het buitenland en de tijdelijke terbeschikkingstelling.

Het boek is bedoeld voor theoretici en praktijkjuristen.

Klik hier voor de inhoudsopgave en het eerste hoofdstuk van het boek.
Of klik hier om het boek direct via Kluwer te bestellen.
Print Friendly and PDF ^