Vrijspraak nu verdachte niet kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet

Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 2 juni 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1815

Het zijn van ‘werkgever’ in de zin van artikel 1, onder a, juncto artikel 32 van de Arbowet vormt een constitutief bestanddeel van het aan de verdachte gemaakte verwijt, inhoudende een kwaliteitsdelict, op grond waarvan enkel degene met de kwaliteit van ‘werkgever’ strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld. Volgens bestendige jurisprudentie is het mogelijk om kwaliteitsdelicten mede te plegen zonder de vereiste kwaliteit te hebben. Dan geldt echter wel dat in ieder geval één van de betrokken medeplegers de voor een bewezenverklaring vereiste kwalitatieve hoedanigheid heeft, in dit geval het zijn van ‘werkgever’ in de zin van artikel 1, onder a, juncto artikel 32 van de Arbowet. Nu de verdachte en medeverdachte naam rechtspersoon geen van beiden als zodanig kunnen worden gekwalificeerd, wordt niet voldaan aan een constitutief bestanddeel van de delictsomschrijving. Gelet hierop zal het hof de verdachte vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde feit.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen in EncroChat en SkyECC-zaken

Hoge Raad 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913

De beantwoording door de Hoge Raad houdt in dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel van toepassing is. Dit betekent allereerst dat de beslissingen van de buitenlandse autoriteiten die aan het in het buitenland verrichte onderzoek ten grondslag liggen, door de rechter in de Nederlandse strafzaak moeten worden gerespecteerd. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat het onderzoek door de buitenlandse autoriteiten rechtmatig – dat wil zeggen: in overeenstemming met het buitenlandse recht – is verricht. Dit is alleen anders als in het buitenland definitief is komen vast te staan dat het daar verrichte onderzoek niet in overeenstemming met de geldende regels is verricht.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HvJ EU oordeelt over het verstrekken van informatie over het recht op een nieuw proces bij verstekprocedures

HvJ EU 8 juni 2023, C-430/22 en C-468/22

Een nationale rechter die een beslissing bij verstek wijst tegen een afwezige niet-gelokaliseerde verdachte of beklaagde, is niet verplicht om in die beslissing informatie op te nemen over het recht op een nieuw proces en de mogelijkheid om de beslissing aan te vechten. De keuze van de nadere regels voor het verstrekken van die informatie behoort tot de bevoegdheid van de lidstaten, zolang die informatie maar aan de betrokkene wordt verstrekt op het moment dat hij in kennis wordt gesteld van die beslissing. Dat is het antwoord van het EU-Hof op vragen van een Bulgaarse rechter.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. ‘deelneming’ aan organisatie

Hoge Raad 30 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:771

Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in de artikelen 140 en 140a Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wet voorkoming misbruik chemicaliën & Reikwijdte meldplicht

Hoge Raad 30 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:768

Dit betreft een OM-cassatie na vrijspraak wegens het niet voldoen aan de in art. 8 Verordening 273/2004 opgenomen plicht tot informatieverstrekking door geen melding te doen van het vervoeren/ontvangen/opslaan/voorhanden hebben van grote hoeveelheden drugsprecursoren (art. 2.a Wet voorkoming misbruik chemicaliën). Er waren prejudiciële vragen gesteld aan HvJEU. Het HvJEU heeft het begrip “marktdeelnemer” a.b.i. art. 2.d Verordening 273/2004 zo uitgelegd dat alleen personen die betrokken zijn bij het binnen legaal kader in de handel brengen van geregistreerde stoffen, kunnen worden beschouwd als “marktdeelnemer”. Een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in kader van illegale activiteit is betrokken bij in handel brengen van in EU geregistreerde stoffen, is daarom geen “marktdeelnemer”. Dit brengt mee dat voor veroordeling wegens niet naleven van de meldplicht is vereist dat verdachte kan worden aangemerkt als “marktdeelnemer”. Dit te bewijzen bestanddeel kan niet worden bewezen verklaard als komt vast te staan dat verdachte in kader van illegale activiteit betrokken is bij in handel brengen van betreffende geregistreerde stoffen. Daarvan is in ieder geval sprake als verdachte m.b.t. geregistreerde stoffen gedragingen heeft verricht, die een in Opiumwet strafbaar gesteld feit opleveren.

Read More
Print Friendly and PDF ^