Vrijspraak faillissementsfraude & valsheid in geschrift
/Rechtbank Noord-Nederland 23 juni 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:2248
De rechtbank acht het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij drie formulieren ter ontbinding van respectievelijk naam bedrijf 1, naam bedrijf 2 en naam bedrijf 3 (hierna: naam bedrijf 3 ) telkens valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst door vraag 3.1 van de formulieren in strijd met de waarheid met ‘nee’ te (laten) beantwoorden.
Uit de in het dossier gevoegde ontbindingsformulieren nummer (ten aanzien van naam bedrijf 1 ), nummer (ten aanzien van naam bedrijf 2 ) en nummer (ten aanzien van naam bedrijf 3 ) blijkt dat onder nummer 3.1 de volgende vraag wordt gesteld:
‘heeft de rechtspersoon op het moment van de ontbinding baten?’
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat naam bedrijf 1 noch naam bedrijf 2 noch naam bedrijf 3 op het moment van hun ontbinding baten hadden. Door het aankruisen van het vakje behorende bij het antwoord ‘nee’ op de drie formulieren is vraag 3.1 telkens conform de waarheid beantwoord en kan niet bewezen worden verklaard dat de drie formulieren valselijk zijn opgemaakt of zijn vervalst. Reeds om deze reden dient verdachte van het onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank heeft bij vonnis van heden in de strafzaak van medeverdachte medeverdachte geoordeeld dat onvoldoende vast is komen te staan dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 319.230,66 baten behelzen die aan de curator verantwoord hadden moeten worden. Derhalve is van het plegen van bedrieglijke bankbreuk, zoals ten laste gelegd, door medeverdachte medeverdachte naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Dit brengt mee dat verdachte het medeplegen van deze bedrieglijke bankbreuk noch de medeplichtigheid hieraan verweten kan worden. Dat verdachte in dit verband zelfstandig een verwijt zou kunnen worden gemaakt is gesteld noch gebleken. Ook voor dit feit zal verdachte derhalve worden vrijgesproken.
Lees hier de volledige uitspraak.