Het bewijsvermoeden in de Wet bescherming klokkenluiders: hoe weerleg je dat?
/Parket bij de Hoge Raad 22 november 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1260
De Wet bescherming klokkenluiders verbiedt om klokkenluiders te benadelen. Deze wet bevat bovendien een bewijsvermoeden dat benadeling van een werknemer verband houdt met een door hem gedane klokkenluidersmelding. Het is aan de werkgever om dat vermoeden te weerleggen. Maar wat is daarvoor vereist? Kan de werkgever daarbij volstaan met het ontzenuwen van het vermoeden door het leveren van zogeheten tegenbewijs, of moet hij het tegendeel bewijzen van wat wordt vermoed?
In een op 19 december gepubliceerd advies aan de Hoge Raad gaat A-G Drijber hierop in. Hij meent dat het leveren van tegenbewijs volstaat en dat de achterliggende Europese richtlijn, waarop de wet is gebaseerd, niet het leveren van tegendeelbewijs vergt. En bovendien werkt hij uit, dat het verschil tussen beide benaderingen in de meeste gevallen, geen daadwerkelijk verschil voor de uitkomst maakt.
Achtergrond zaak
In deze zaak staat de vraag centraal of het ontslag van een medewerker van de Omgevingsdienst IJsselland (verzoeker tot cassatie) het gevolg is van een door hem gedane melding bij het Huis voor Klokkenluiders (HvK). De werknemer, die als juridisch adviseur in dienst was sinds januari 2021, heeft in april 2022 melding gemaakt van mogelijke misstanden bij zijn werkgever. Kort daarna ontstond een verstoorde arbeidsrelatie, hetgeen leidde tot een ontbindingsverzoek.
De verzoeker stelt dat het indienen van het ontbindingsverzoek een represaille is geweest voor zijn klokkenluidersmelding. Volgens de Wet bescherming klokkenluiders (Wbk) geldt een bewijsvermoeden dat benadeling verband houdt met een melding. De Omgevingsdienst betoogt daarentegen dat de arbeidsverhouding al vóór de melding ernstig verstoord was.
Standpunt van de procureur-generaal
De procureur-generaal (PG) concludeert dat de werkgever erin geslaagd is aan te tonen dat geen causaal verband bestaat tussen de melding en het ontslag. Volgens de PG is de verstoring van de arbeidsrelatie te herleiden tot gedragingen van de verzoeker die plaatsvonden vóórdat de Omgevingsdienst op de hoogte was van de melding. De PG wijst erop dat de werkgever in het kader van de Wbk niet enkel het bewijsvermoeden hoefde te ontzenuwen, maar ook het tegendeel heeft aangetoond: het ontslag had andere oorzaken.
Uitspraak Hoge Raad
De uitspraak van de Hoge Raad is in het voorjaar van 2025 te verwachten.
Lees hier de volledige conclusie.