EHRM: Verbeurdverklaring van vermeend crimineel vermogen onder de Proceeds of Crime Act levert schending op
/EHRM 13 juli 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0713JUD005070511 (Todorov e.a. t. Bulgarije)
Tussen 2000 en 2012 zijn veertien verzoekers op verschillende momenten en vanwege uiteenlopende soorten misdrijven - waaronder illegale houtkap, vrijheidsberoving, poging tot afpersing, verzwaarde verduistering, bezit van vuurwapens, diefstal, vervalsing van documenten, illegaal drugsbezit en belastingontduiking - veroordeeld op grond van de Proceeds of Crime Act 2005. Deze wet stelt de autoriteiten in staat om bepaalde eigendommen met een vermoedelijke criminele herkomst verbeurd te verklaren. De verzoekers werden onderzocht door de Commission for Uncovering Proceeds of Crime, die hun inkomsten en uitgaven in de relevante periode nagingen. Onderzoek wees uit dat hun uitgaven in de relevante periode uitstegen boven hun rechtmatige inkomsten waarnaar een deel van de eigendommen, waaronder onroerend goed, van de verzoekers verbeurd werd verklaard.
Tijdens de nationale procedures die door de verzoekers waren gestaart concludeerden de nationale rechterlijke instanties dat de desbetreffende uitgaven van verzoekers in de beoordelingsperiode aanzienlijk hoger waren dan hun wettelijke inkomsten. De rechtbanken verklaarden dat redelijkerwijs kon worden aangenomen dat de andere verworven goederen de opbrengsten uit misdrijven waren. Enkele verzoekers voerden tijdens de nationale procedures aan dat het onroerend goed resultaat was van een schenking of een erfenis. Anderen beargumenteerde dat er geen verband bestond tussen de activa en de criminele activiteiten. Al deze argumenten werden door de rechtbanken afgewezen.
Beoordeling EHRM
Verzoekers klagen voor het EHRM over verschillende aspecten van de procedure waarbij hun goederen verbeurd zijn verklaard. Zij beroepen zich op artikel 1 van Protocol nr. 1 bij het EVRM. Sommige van de verzoekers stellen dat er onvoldoende verband bestaat tussen de criminele activiteiten en de verbeurd verklaarde activa. Anderen voeren aan dat het bedrag aan verbeurd verklaarde activa hoger is dan het vastgestelde verschil tussen hun inkomsten en uitgaven.
Krachtens artikel 1 van Protocol nr. 1 bij het EVRM is ontneming van eigendom aan bepaalde voorwaarden onderworpen en kunnen de verdragsluitende staten het gebruik van goederen controleren in overeenstemming met het algemeen belang. Het staat vast dat een verbeurdverklaring een inmenging is in het eigendomsrecht van de betrokkene. Het is dus van belang dat een juist evenwicht wordt gevonden tussen het algemeen belang en de bescherming van de grondrechten van een individu.
Volgens het EHRM dient het innemen van de activa verkregen uit misdrijf het algemeen belang. De verbeurdverklaringen in deze zaak zijn gebaseerd op de Proceeds of Crime Act en hierdoor rechtmatig. Wat de proportionaliteit betreft moet er een billijk evenwicht worden gevonden tussen het algemeen belang en de bescherming van de grondrechten van een individu. Een onderdeel hiervan is de mogelijkheid om de zaak voor te leggen aan de autoriteiten.
De reikwijdte van de Procceds of Crime Act was bijzonder ruim, zowel waar het gaat om het aantal mogelijke misdrijven waaruit voordeel kan worden verkregen als waar het gaat om de periode waarvoor dergelijk voordeel kan worden gerapporteerd. Daarnaast wijst het EHRM op de situatie van extreme inflatie, economische onzekerheid en een grote schaduweconomie waardoor veel extra inkomsten niet worden opgegeven. Deze situatie maakt het voor verzoekers extra moeilijk om de legale herkomst van hun inkomsten te bewijzen. Tegelijkertijd ging de wet wel uit van een veronderstelling van de criminele herkomst van bepaalde inkomsten, zonder dat er een bewijslast bij de staat lag om die herkomst nader aan te duiden. Dit heeft er in een aantal gevallen toe geleid dat impliciet werd aangenomen dat verzoekers betrokken waren bij strafrechtelijke feiten. In samenhang bezien neemt het EHRM aan dat de verschillende factoren tot een zodanige onzekerheid en gebrek aan precisie kunnen hebben geleid, dat er mogelijk toch sprake is van disproportionaliteit. Het EHRM stelt vast dat er per individueel geval moet worden nagegaan of de nationale autoriteiten in ieder geval een aantal details hebben verschaft waardoor redelijkerwijze kan worden aangenomen dat de verbeurd verklaarde activa samenhingen met het criminele feit waarvoor iemand is veroordeeld. Indien dit door nationale autoriteiten voldoende is gedaan, zal het EHRM de uitkomsten daarvan in het algemeen steunen, tenzij de beoordeling kennelijk onredelijk of willekeurig is geweest.
In de zaken van klager Todorov en drie andere verzoekers oordeelde het EHRM dat de nationale autoriteiten onvoldoende details hebben verschaft. Er is geen poging gedaan om een verband tussen de relevante activa en de vermeende criminele activiteiten te onderzoeken en vast te stellen. De rechtbank had ook niet vastgesteld dat de verbeurdverklaarde activa het verschil bedroegen tussen de inkomsten en uitgaven van de klager. Het EHRM oordeelde dat de verbeurdverklaring van de verzoekers hun eigendommen onevenredig was. In dit geval luidt het oordeel dat sprake is van een schending van artikel 1 van Protocol nr. 1 bij het EVRM.
In de zaken van de andere verzoekers oordeelde het EHRM dat de rechtbanken in het bijzonder de uitgaven en inkomsten van de verzoekers destijds in details hadden onderzocht. De rechtbanken hadden de verzoekers de mogelijkheid geboden om argumenten aan te dragen waarop de rechtbanken vervolgens hadden gereageerd. Bovendien hadden de rechtbanken hun beslissingen voldoende gemotiveerd. Het EHRM oordeelt in deze zaken dat de verbeurdverklaringen van de eigendommen evenredig waren en dat er aldus geen sprake is van schending van het artikel 1 van Protocol nr. 1 bij het EVRM.
Lees hier de volledige uitspraak.