Conceptwetsvoorstel kroongetuigenregeling gepubliceerd: verbreding en versterking inzet bij zware criminaliteit
/De georganiseerde misdaad vormt een groeiende bedreiging voor onze democratische rechtsstaat. Criminele netwerken infiltreren steeds vaker in de bovenwereld, maken gebruik van legale structuren en opereren met een ongekende mate van intimidatie en geweld. In deze context is effectieve opsporing en vervolging van criminele kopstukken essentieel. Traditionele opsporingsmiddelen schieten echter soms tekort om de hoogste echelons binnen zo’n netwerk te bereiken. Precies daar kan de inzet van een kroongetuige het verschil maken.
Nieuwe wetgeving: verbreding en versterking
Op 13 juni 2025 is een conceptwetsvoorstel in consultatie gebracht dat de kroongetuigenregeling zowel verbreed als verduidelijkt. De voorgestelde wetswijzigingen zijn gericht op het effectiever benutten van kroongetuigen in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit. Daarbij wordt ook het beschermingsregime rondom deze getuigen aangescherpt en wettelijk beter verankerd.
Een van de meest in het oog springende voorstellen betreft de uitbreiding van de doelgroep. Tot nu toe was de regeling vooral aantrekkelijk voor verdachten die zelf forse gevangenisstraffen riskeerden. De nieuwe regeling maakt het echter mogelijk dat ook verdachten tegen wie een maximale strafeis van zes jaar geldt, in aanmerking kunnen komen voor een volledige omzetting van een onvoorwaardelijke straf in een voorwaardelijke straf. Voorwaarde is dat zij verklaringen afleggen die van groot belang zijn voor de opsporing en vervolging van zwaardere daders.
Deze zogeheten ‘kleinere vissen’ kunnen zo bijdragen aan het vangen van ‘grote vissen’. De praktijk leert dat met name facilitators — zoals transporteurs, financiële schakels of dienstverleners — over cruciale informatie beschikken over de structuur, werkwijze en geldstromen binnen een criminele organisatie. Door hen perspectief te bieden op strafreductie, wordt het aantrekkelijker om te breken met de organisatie en de samenwerking met justitie aan te gaan.
Geen immuniteit, maar wel een stevige prikkel
Van belang is dat deze verruiming niet betekent dat er immuniteit kan worden verleend. De officier van justitie mag weliswaar toezeggen dat een gevangenisstraf geheel voorwaardelijk zal zijn, maar het blijft de rechter die uiteindelijk de straf oplegt. Strafvermindering is bovendien alleen mogelijk als sprake is van een verklaring die noodzakelijk is voor het oplossen van ernstige misdrijven gepleegd in georganiseerd verband.
Het proportionaliteitsvereiste is cruciaal: de waarde van de afgelegde verklaring moet in verhouding staan tot de rol van de kroongetuige in het strafbare feit. Hiermee wordt voorkomen dat de regeling wordt misbruikt door relatief zwaar betrokken verdachten die slechts beperkte informatie kunnen leveren. In die zin biedt de regeling geen vrijbrief, maar een strikte, getoetste mogelijkheid tot samenwerking.
Herziening van het Besluit getuigenbescherming
De inzet van kroongetuigen gaat onvermijdelijk gepaard met risico’s. De afgelopen jaren is pijnlijk zichtbaar geworden hoe nietsontziend criminele netwerken kunnen optreden tegen kroongetuigen en hun naasten. Tegen deze achtergrond bevat het wetsvoorstel een expliciete verankering van de zorgplicht van de Staat in het Wetboek van Strafvordering, gebaseerd op artikel 2 en 8 EVRM.
Nieuw is dat het Besluit getuigenbescherming op meerdere fronten wordt herzien. De bescherming wordt transparanter, het normenkader duidelijker. Zo worden afspraken over bescherming schriftelijk vastgelegd in een getuigenbeschermingsovereenkomst, inclusief een dreigingsanalyse, afspraken over relocatie, duur van maatregelen en financiële tegemoetkomingen.
Bijzonder is de differentiatie die wordt aangebracht: kroongetuigen die een strafkorting ontvangen, kunnen rekenen op sobere maar adequate voorzieningen, gebaseerd op een modaal inkomen. Andere bedreigde getuigen — die niets te winnen hebben bij hun verklaring — kunnen rekenen op een meer ‘life-for-life’-aanpak, gericht op het herstellen van hun leefsituatie. Deze systematiek bevordert gelijke behandeling en voorkomt eindeloze onderhandeling over individuele aanspraken.
Geen ruimte voor "gekochte verklaringen"
Hoewel het voorstel gericht is op meer transparantie, is geen sprake van een nieuwe toetsingsprocedure voor de getuigenbeschermingsovereenkomst. De suggestie om een onafhankelijke commissie of rechter-commissaris hierbij te betrekken is verlaten, mede vanwege risico’s voor de veiligheid, juridische onverenigbaarheid met de jurisprudentie van de Hoge Raad, en de complexiteit van geheimhouding.
Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde in het liquidatieproces Passage dat beschermingsmaatregelen losstaan van de afspraken over strafvermindering. De Hoge Raad bevestigde dit in 2019 en bepaalde dat processen-verbaal over bescherming niet hoeven te worden toegevoegd aan het strafdossier. Bovendien blijkt uit het toezichtonderzoek van de procureur-generaal dat er geen aanwijzingen zijn van ‘gekochte verklaringen’. Er is dus geen aanleiding om het bestaande systeem van checks and balances fundamenteel te wijzigen.
Veiligheid van álle betrokkenen voorop
Een kroongetuigendeal heeft vaak een bredere impact dan alleen op de getuige zelf. Ook rechters, officieren van justitie, advocaten of journalisten kunnen indirect gevaar lopen. Daarom is in het wetsvoorstel expliciet vastgelegd dat vóór het sluiten van een deal een zorgvuldige risicoanalyse moet plaatsvinden. Daarbij worden het Openbaar Ministerie, de NCTV en de Centrale Toetsingscommissie (CTC) betrokken.
De CTC heeft voortaan een regisserende en actieve rol. In een vroeg stadium kan zij advies geven en trajecten bijsturen of stopzetten. Daarnaast vindt een nevengeschikte afweging plaats tussen de belangen van opsporing en veiligheid. Deze dubbele toets garandeert dat een kroongetuigendeal alleen wordt gesloten als die verantwoord is voor álle betrokkenen.
Conclusie: een uitzonderlijk maar onmisbaar middel
De kroongetuigenregeling is en blijft een uitzonderlijk opsporingsmiddel. De uitbreiding van de regeling en het aangescherpte beschermingskader maken het mogelijk om effectiever op te treden tegen georganiseerde criminaliteit, mits zorgvuldig toegepast. Juristen zullen in de komende periode de balans moeten blijven bewaken tussen de effectiviteit van het middel en de waarborgen voor een eerlijk proces, bescherming van rechten én maatschappelijke legitimiteit.
Met deze wetgeving wordt een belangrijke stap gezet in de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Maar het succes zal in de praktijk moeten blijken — in het vinden van de juiste kroongetuigen, het waarborgen van hun veiligheid én het overtuigen van de rechter dat de inzet proportioneel en rechtvaardig is.